Jeroen Knuist mist een bredere afweging ten aanzien van de eindafrekening bij het verkrijgen van de VBI-status en hekelt de terugwerkende kracht.

Het is niet de eerste keer dat er op het Binnenhof een executie plaatsvindt. Op Prinsjesdag viel dat lot de vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) ten deel. Hoewel art. 6a Wet VPB 1969 formeel niet is geschrapt, zal het artikel in de praktijk niet veel meer worden toegepast door de nieuwe afrekeningsfictie van art. 4.16 lid 1 onderdeel k Wet IB 2001.
 
De VBI zag in augustus 2007 het levenslicht met als doel om kapitaalvlucht naar onder andere Luxemburg te voorkomen. De echte boost kreeg de VBI doordat ook directeuren-grootaandeelhouders (dga's) van de regeling gebruik konden maken. De dga splitst zonder fiscale afrekening in de VPB en IB het beleggingsvermogen vanuit zijn holding af naar een nv. Deze nv verkrijgt vervolgens de (subjectief) vrijgestelde VBI-status met als gevolg dat de rendementen op het afgesplitste vermogen niet zijn belast met VPB. In onderdeel 4 van het besluit BNB 2008/141 keurt de Staatssecretaris van Financiën bovendien goed dat een afsplitsing omwille van het VBI-regime niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, zodat de verkrijgingsprijs pro rata kan worden doorgeschoven. Daaraan wordt nu een afrekenmoment toegevoegd op het moment dat de VBI de vrijgestelde status verkrijgt. Het is die directe afrekening die de VBI fataal zal worden en komt, gelet op de terugwerkende kracht, neer op
een standrechtelijke executie.
 
Het ontgaat mij allereerst waarom de afrekening bij sfeerovergang met onmiddellijke ingang moet plaatsvinden. Zo zijn er situaties denkbaar, waarbij de afsplitsing al heeft plaatsgevonden en het vermogen feitelijk reeds als VBI wordt belegd, maar er formeel nog geen VBI-verzoek is ingediend. Dat hoeft ook nog niet, aangezien de VBI-status gedurende het boekjaar - met terugwerkende kracht naar het begin van het boekjaar - kan worden aangevraagd. Van anticiperend gedrag is dan geen sprake. Soms was een verzoek simpelweg nog niet mogelijk. Ik denk hierbij aan de publicaties in V-N 2016/43.11 en V-N 2016/45.12. Het VBI-regime staat namelijk niet alleen open voor nv's, maar ook voor (open) fondsen voor gemene rekening (OFGR). Een OFGR krijgt, in tegenstelling tot een nv, niet automatisch een ‘fiscaal nummer'. Hoewel dat niet uit de wettekst blijkt, wordt zonder fiscaal nummer geen VBI-beschikking afgegeven. Tot slot worden ook reeds ingezette, maar nog niet afgeronde, herstructureringen door de terugwerkende kracht geraakt, zonder dat van anticiperend gedrag sprake is. In al deze gevallen dient de VBI-status naar mijn mening dan ook alsnog zonder afrekening van de ab-claim te worden verleend.
 
De staatssecretaris vermeldt niet of hij heeft overwogen om het VBI-regime (voor de DGA) helemaal af te schaffen. Op 20 september 2016 (Prinsjesdag), 15:15 uur bestaande VBI's blijven namelijk ongemoeid. VBI's met een beschikking betalen dus ook in de toekomst nog steeds geen VPB over de beleggingsrendementen. Daar staat een voordeel voor Rijksschatkist tegenover. De dga betaalt namelijk over zijn belang in een VBI een forfaitair rendement in box 2 dat even hoog is als het ‘toptarief' in box 3. Reguliere holdings daarentegen betalen wel VPB over de rendementen, maar kennen geen forfaitair rendement voor de dga in box 2. De belastingclaim wordt dan pas bij dividenduitkeringen en bij het overlijden van de dga verzilverd. Ik mis een meer principiële afweging op dit punt en vind de afrekening daarom vooralsnog een slecht idee. Zonder die analyse, op het stokje van Johan van Oldenbarneveldt, wordt hier een onschuldige terechtgesteld!
 
 
Lees ook het thema Beleggingsinstellingen.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Vennootschapsbelasting

31

Gerelateerde artikelen