Op 10 juni 2011 heeft de Hoge Raad de vergoeding van immateriële schade bij overschrijding van de redelijke termijn (VIS) opgevist (09/02639, V-N 2011/31.7), waarbij werd aangesloten bij het arrest van 22 april 2005, 37984, V-N 2005/22.6 inzake de overschrijding van de redelijke termijn in boetezaken. Dat heeft geleid tot de nodige vraagpunten.

De Hoge Raad heeft daarom op 19 februari 2016, 14/03907, V-N 2016/13.4 met betrekking tot de VIS een overzicht gegeven van oordelen die reeds in eerdere arresten zijn gegeven, en ook oordelen gegeven over kwesties die zich met regelmaat in de praktijk voordoen, maar waarover hij zich nog niet had uitgelaten. In dit arrest zijn tientallen oordelen gegeven. Maar dit (overzichts)arrest volstond helaas niet.

Een kort en summier onderzoekje op rechtspraak.nl heeft opgeleverd dat er tot nu toe tientallen arresten zijn gewezen, waarin de VIS aan de orde is gekomen. En mijn inschatting is dat we er nog (lang) niet zijn. Telkens komen weer nieuwe geschilpunten op die wat mij betreft niet eens zien op de core business van de belastingrechter (dat zijn toch belastinggeschillen). Of is de VIS dit inmiddels wel?

De complexiteit leidt er ook toe dat de VIS meer dan eens op een onjuist bedrag wordt berekend, ook door de Hoge Raad zelf trouwens (3 april 2020, 19/00910, V-N 2020/17.17). Kan dit nu niet wat eenvoudiger? Er zou voor kunnen worden gekozen om de VIS aan de wetgever over te laten, maar beter is volgens mij als de Hoge Raad een veel eenvoudiger toetsingskader gaat hanteren. Daartoe geef ik een bescheiden voorzet.

Als uitgangspunt kunnen dienen de huidige termijnen (de meeste zijn twee jaar). Er is geen verlenging van deze termijnen meer mogelijk wegens bijzondere omstandigheden of prejudiciële vragen. De VIS wordt toegekend per zaak en bij meerdere zaken die in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, wordt toch in elke zaak een VIS toegekend.

Ook vindt geen compensatie meer plaats tussen de verschillende fasen. Wat betreft de hoogte van de VIS kan worden aangesloten bij de vuistregels die de Hoge Raad heeft geformuleerd met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn in boetezaken (19 december 2008, 42763, V-N 2008/62.7), maar dan gaat het om een vermindering van het belastingbelang bij de procedure.

Om u inzicht te geven: tot 6 maanden 5% met een maximum van € 2500, zes tot twaalf maanden 10% met een maximum van € 2500 en meer dan twaalf maanden naar bevind van zaken. Of als alternatief voor dit laatste, bijvoorbeeld één tot twee jaar 15% met een maximum van € 10.000 en bij twee jaren en meer 20% met een maximum van € 20.000. Een eenvoudiger toetsingskader maakt de kans op een verkeerde berekening veel kleiner. Dan is er nauwelijks tot geen moeras meer en bevindt de VIS zich in rustiger en helderder vaarwater.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

18

Gerelateerde artikelen