Op 28 december 2016 concludeerde A-G Wattel dat de verhuurderheffing in gevallen van mede-eigendom tot willekeurige uitkomsten kon leiden.
Daarnaast constateerde hij dat de toerekening van huurwoningen voor de verhuurderheffing was gebaseerd op gemeentelijk beleid bij het toezenden van de WOZ-beschikkingen, welk beleid in sommige situaties was gebaseerd op leeftijd. Om die reden was er ook sprake van leeftijdsdiscriminatie.
Omdat zowel willekeur als leeftijdsdiscriminatie in strijd zijn met de mensrechtenverdragen, adviseerde hij de Hoge Raad de verhuurderheffing in mede-eigendomsituaties buiten toepassing te verklaren. De Hoge Raad volgde in zijn arrest van 8 juni 2018 deze conclusie van Wattel.
Wattel had overigens reeds een vrij eenvoudige oplossing: toerekening naar evenredigheid van het eigendomspercentage. Hij constateerde echter ook dat dit aan de wetgever was. De wet ging nu eenmaal uit van een ander systeem. In de aantekening in Vakstudie Nieuws bij de conclusie (in V-N 2017/8.26) merkte de redactie op dat het haar onverstandig leek voor de wetgever om aan deze suggestie voorbij te gaan.
Noch het Belastingplan 2019 noch de overige wetsvoorstellen die met Prinsjesdag 2018 werden ingediend, bevatte enige reparatiemaatregel. Ook later ingediende wetsvoorstellen bevatten geen reparatiemaatregel. Onder meer de NOB wees erop dat dit toch wel vreemd was, maar de reactie was dat de reparatie eraan zat te komen. Tot 20 december 2019. Toen kwam er opeens een persbericht dat er reparatie zou komen met formeel terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020, met name omdat andere belastingplichtigen zich op het gelijkheidsbeginsel gingen beroepen. Zij vonden dat nu ook verhuurde woningen in volle eigendom buiten de heffing zouden moeten blijven.
Inmiddels is het wetsvoorstel ingediend. Het is gebaseerd op evenredige toerekening conform het advies van A-G Wattel van ruim drie jaar eerder. De Raad van State geeft in zijn advies aan geen reden te zien voor de terugwerkende kracht, mede omdat de wetgever zo lang heeft zitten dralen. En de Raad van State constateert tevens dat de reparatie ten onrechte is beperkt tot de heffingskant en niet ook ziet op de heffingsverminderingen, maar dat terzijde.
Het kabinet gaat straal voorbij aan dit advies. En wel om één reden: het budgettaire belang. Dat is volgens het kabinet van een dusdanige omvang dat het, ook als het risico laag wordt ingeschat, voor het heffingsjaar 2020 moet worden uitgesloten, ongeacht de vraag of er daadwerkelijk strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Toen het kabinet nog dacht dat het ging om een belang van slechts 1 mln. per jaar van de gemiste belastingheffing in mede-eigendomsituaties, liet het kabinet dit gebrek rustig voortbestaan. Aan het belang van behoorlijke wetgeving wordt kennelijk geen enkele waarde toegekend, hoe eenvoudig de oplossing ook is.
Het wetsvoorstel is medeondertekend door de Staatssecretaris van Financiën. Die is ook de baas van de Belastingdienst. Onder meer in het kader van het horizontaal toezicht heb ik vaak de opmerking horen vallen dat het gaat om de toon aan de top voor wat betreft de fiscale ethiek bij de belastingplichtige. Welnu, de toon aan de top bij de overheid lijkt mij duidelijk. Wat telt is (enkel) het budgettaire belang. Dat is wat mij betreft niet de juiste toon. Van de overheid verwacht ik tijdige en behoorlijke wetgeving en uitvoering. En als de overheid dan talmt, in elk geval geen terugwerkende kracht.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Verhuurderheffing