De fiscale geheimhoudingsplicht die tot de basisprincipes van het belastingrecht behoort, is aan herijking toe. De fiscale geheimhouding stoelt op een tweetal gedachten: 1. de bescherming van de privacy van belastingplichtigen en 2. de vooronderstelling dat de bereidwilligheid om gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst afneemt wanneer deze gegevens voor andere doeleinden dan belastingdoeleinden kunnen worden gebruikt.
Voor bescherming van persoonsgegevens volstaat tegenwoordig de AVG, daarvoor is geen afzonderlijke fiscale geheimhoudingsplicht meer nodig. Dit geldt wellicht nog wel voor door de Belastingdienst verworven bedrijfsgevoelige informatie, zij het dat EU-regelgeving multinationals meer en meer onder druk zet om transparant te worden over hun fiscale afdrachten.
Ik trek bovendien in twijfel of de vooronderstelling dat de bereidwilligheid van belastingplichtigen om gegevens aan de Belastingdienst te verstrekken, toeneemt dankzij de fiscale geheimhoudingsplicht, wel klopt. Hebben de inspecteur en ontvanger niet vergaande bevoegdheden om – zelfs tegen de wil van de belastingplichtige – verstrekking van de benodigde gegevens af te dwingen (art. 47 AWR e.v.)? Bovendien: de lijst met ontheffingen van de geheimhoudingsplicht telt tientallen overheidsinstanties, welke instanties zelf een afweging maken hoe zij met de fiscale gegevens om gaan (art. 43c Uitv.reg. AWR). Hoezo zijn mijn fiscale gegevens veilig bij de Belastingdienst?
Maar er zijn meer argumenten tegen handhaving van de huidige fiscale geheimhoudingsplicht. Zo gaat een beroep op de geheimhoudingsplicht door de Belastingdienst vaak ten koste van andere belangen, zoals:
- het belang van een gelijk speelveld in een procedure voor de belastingrechter bij het bepalen van wat ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ zijn;
- het belang van een transparante en open overheid, bijvoorbeeld bij een Wob-verzoek;
- het belang van parlementaire controle op het handelen van de Belastingdienst (vgl. V-N 2012/27.5).
Ook kan de geheimhoudingsplicht tegen de Belastingdienst worden gebruikt. Zo maakte Airbnb in 2015 zelf bekend hoeveel toeristenbelasting zij in Amsterdam afdraagt. Stel dat dit bedrag niet klopt en in werkelijkheid veel minder wordt afgedragen? De heffingsambtenaar mag dan niet het juiste bedrag bekend maken. Ondertussen beïnvloedt het bericht mogelijk wel de discussie in de gemeenteraad over het te voeren beleid ten aanzien van vakantieverhuur van woningen.
Door toenemende toepassing van Big Data door de Belastingdienst wordt art. 67 lid 2 onderdeel c AWR een wassen neus: de uitzondering op geheimhouding van eigen gegevens "voorzover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt". Van zelf verstrekken van gegevens is steeds minder sprake. Zie ook het pleidooi van M.B.A. van Hout in WFR 2017/165 die pleit voor afbakening van de dataverzamelmogelijkheden van de Belastingdienst in de AWR.
Kortom: De Belastingdienst gebruikt steeds meer externe data waardoor van zelf verstrekken van gegevens steeds minder sprake is. De geheimhoudingsplicht wordt steeds meer gebruikt tegen de belastingplichtigen, wiens belang deze verplichting oorspronkelijk beoogde te dienen. In deze tijden van Big Data hebben belastingplichtigen meer behoefte aan en wordt hun rechtspositie beter gediend met openheid over de inzet van data voor fiscale doeleinden in plaats van door fiscale geheimhouding.