Inspiratie voor deze column vond ik in een uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland over de WOZ-waarden van enkele woningen. 

De proceshouding van de gemachtigde van de belanghebbende in deze procedure (11 augustus 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3810) doet denken aan het spelletje hoger, lager. Eerst wordt in bezwaar een lagere WOZ-waarde bepleit, om op de hoorzitting een hogere waarde voor te staan. Vervolgens wordt in het beroepschrift weer een lagere WOZ-waarde bepleit en op zitting in beroep weer een hogere. De overweging van de rechtbank dat geen sprake is van misbruik van procesrecht, laat zien dat het bekende spelletje blijkbaar ook mag worden toegepast in procedures over de WOZ-beschikking, al zal het de geloofwaardigheid weinig goed doen.

Een tegen(over)gesteld belang bij de WOZ-waarde is ook eenvoudig aannemelijk te maken. Een lagere WOZ-waarde is voordelig, want dat leidt rechtstreeks tot een lagere OZB-aanslag en eventueel een lager eigenwoningforfait of een lagere bodemwaarde en dus meer afschrijvingsruimte. Minder vaak voorkomend maar nog groter is het financiële belang als grondslag in de erfbelasting of het gebruik van de WOZ-waarde om de afkoopsom van erfpacht te bepalen. Een hogere WOZ-waarde kan van belang zijn voor de eigenaar van een woning om de huurprijs op basis van het woningwaarderingsstelsel hoger vast te stellen, of als ondersteunend bewijs om een lagere rente op de (hypothecaire) financiering te krijgen. 

In het WODC-rapport van 12 februari 2021 komen de onderzoekers tot de conclusie dat voor misbruik van de proceskostenvergoedingsregeling in WOZ-procedures slechts anekdotisch bewijs is. In de onderhavige procedure is het evenwel niet uit te sluiten dat de gemachtigde met name een eigen belang heeft in/bij de procedure. In beginsel zal alleen een gegrond bezwaar of beroep leiden tot een proceskostenvergoeding en als de gemachtigde werkt op no-cure-no-pay-basis dan is die proceskostenvergoeding waarschijnlijk (onderdeel van) zijn beloning. Er loopt dan ook een vervolgonderzoek naar de vraag of no-cure-no-pay als zodanig een verdienmodel is met de proceskostenvergoeding als hoofddoel en hoe dat dan zou moeten worden aangepakt. Gelet op de hiervóór beschreven mogelijke belangen bij de WOZ-waarde, vermoed ik dat die eerste vraag niet is te beantwoorden. 

Wel zouden we kunnen vaststellen dat vastgoedwaardering geen exacte wetenschap is en de afgegeven waarde weliswaar een puntschatting is, maar uiteindelijk altijd een bepaalde bandbreedte kent. Een wel eens gehoorde oplossing, waarbij geen proceskostenvergoeding zou worden toegekend als de WOZ-waarde na bezwaar/beroep niet meer dan 10% wijzigt, lijkt dan voor de hand te liggen, maar is mij te gemakkelijk. Wordt de gemeente dan niet laks met fouten die vooraf ook zouden zijn uit te sluiten? En pakt de bandbreedte in de waardering dan eigenlijk niet altijd in het nadeel van belanghebbende uit? 

Persoonlijk zou ik er een voorstander van zijn om (terug) te gaan naar een grofmaziger systeem van belastingheffing op vastgoed. Bijvoorbeeld een OZB-aanslag per € 50.000 aan WOZ-waarde, waarbij (zeer) kleine verschillen in die WOZ-waarde in de meeste gevallen niet langer zouden leiden tot een gegrond beroep met proceskostenvergoeding vanwege het ontbreken van een procesbelang. Dan zou wat mij betreft de keerzijde van de medaille zijn dat voor ‘echte’ zaken de proceskostenvergoeding in het Besluit proceskosten bestuursrecht niet langer wordt beperkt tot het halve tarief per punt dat nu geldt in WOZ-procedures.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Waardering onroerende zaken

30

Gerelateerde artikelen