In recente nieuwsberichten valt te lezen dat babyboomers de komende jaren honderden miljarden aan erfenissen zullen nalaten. Een deel hiervan zou door de heffing van erfbelasting in de schatkist kunnen vloeien. Deze heffing is echter niet echt populair …

In een publicatie in de Economisch Statistische Berichten (ESB) van 10 oktober 2024 wordt geconcludeerd dat het gegeven, dat voor steeds meer nalatenschappen geen aangifte erfbelasting wordt gedaan, niet veroorzaakt kan zijn door het toegenomen gebruik van vrijstellingen, en dat derhalve bij het ontbreken van alternatieve oorzaken het niet doen van aangifte het gevolg moet zijn van toegenomen ontwijking.

Om de ontwijking te bestrijden worden in bedoelde publicatie de volgende opties genoemd:

  1. meer controle;
  2. het opleggen van de verplichting om bij alle nalatenschappen aangifte erfbelasting te doen; en
  3. verlenging van de navorderingstermijn van vijf jaar naar bijvoorbeeld zeven jaar.

De eerste twee opties zijn sterk afhankelijk van de (ICT‑)organisatie van de Belastingdienst. Is het mogelijk om meer controlecapaciteit in te zetten en/of de interne systemen zo in te richten dat er meer aangiften erfbelasting kunnen worden verwerkt en gecontroleerd? Een aanknopingspunt voor mogelijk verschuldigde erfbelasting zou overigens nu al (kunnen) zijn, dat er in de aangifte inkomstenbelasting sprake is van een sterke toename van het vermogen.

Uit de Kamerbrief van 14 oktober 2024 (‘Impact arresten op modernisering ICT Belastingdienst en beantwoording SO’) kan worden afgeleid, dat pas in 2029 ruimte is voor nieuwe beleidswensen. Wat betreft genoemde derde optie: als in art. 66 lid 4 SW 1956 de woorden ‘dat in het buitenland wordt gehouden’ worden geschrapt is er, voor zowel binnenlandse als buitenlandse gevallen, sprake van een onbeperkte navorderingstermijn. Rechtszekerheid (dat men weet waar men aan toe is) is natuurlijk een groot goed, maar dit speelt een minder grote rol als sprake is van ontwijking. Zo heeft de wetgever er per 1 januari 2012 voor gekozen dat navordering in buitenlandsituaties niet aan een termijn is gebonden. Als begrenzing van de onbeperkte navorderingsbevoegdheid zou eraan kunnen worden gedacht dat de Belastingdienst wel actie moet ondernemen als er aanwijzingen van belastingontwijking zijn, de zogenoemde voortvarendheidseis (vgl. HR 26 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9092, V-N 2010/13.7 en ECLI:NL:HR:2010:BJ9120, V-N 2010/13.8).

Voornoemde aanpassing zou de schatkist – relatief makkelijk – miljarden kunnen opleveren …

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Focus: Focus

2367

Gerelateerde artikelen