Op vrijdag 31 mei 2019 is nummer 26 verschenen van Vakstudie Nieuws. In deze aflevering zijn de volgende belangrijke zaken opgenomen:
- Hoogte KIA niet evenredig aan aandeel in samengetelde investering; tabel wordt integraal gevolgd
De Hoge Raad oordeelt dat X recht heeft op een KIA van € 15.470. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de samentelbepaling voor de investeringen alleen maar van belang is om de hoogte van de KIA te bepalen. In dit geval bedraagt de KIA € 15.470, omdat in totaal voor € 97.032 is geïnvesteerd. (punt 3) - Vervreemdingsvoordeel bij schenking aandelen onder last van betaling bedrag in contanten aan derde
De Hoge Raad oordeelt dat er sprake is van een ‘tegenprestatie’ als bedoeld in art. 4.17c lid 2 Wet IB 2001. Ook voor deze bepaling moet namelijk onder tegenprestatie worden verstaan datgene wat de overdrager als vergoeding voor een overdracht heeft bedongen van de verkrijger. (punt 5) - Onderzoek naar Nederlandse toepassing van Scandinavische duale stelsel voor belasten van dga’s
Staatssecretaris Snel van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over het toepassen van het Scandinavische duale stelsel voor het belasten van directeur-grootaandeelhouders. De bewindsman geeft aan het invoeren van een duaal stelsel in Nederland te zullen onderzoeken in het kader van het eerder aangekondigde onderzoek binnen het bouwstenentraject. (punt 7) - Terbeschikkingstelling tankkaarten vormt financiële dienst
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de terbeschikkingstelling van tankkaarten door Vega International aan Vega Poland moet worden gekwalificeerd als een van de btw-heffing vrijgestelde verlening van krediet. Vega International verricht namelijk een financiële dienst. (punt 14) - Wetsvoorstel Wet Vliegbelasting naar Tweede Kamer
Staatssecretaris Snel van Financiën heeft het wetsvoorstel Wet Vliegbelasting ingediend bij de Tweede Kamer. De beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2021. (punt 15) - Geen uitstel van zitting en niet oproepen van getuigen door het hof kunnen door de beugel
De Hoge Raad oordeelt dat bij afwezigheid van een gewichtige reden de motivering van de afwijzing van een verzoek om uitstel van de zitting niet blijk hoeft te geven van een belangenafweging. Aan een aanbod tot het leveren van getuigenbewijs kan niet de voorwaarde worden verbonden dat de rechter hen zal horen of dat de rechter de kosten zal dragen. (punt 21)
Producten: Inhoudsopgave V-N
1