Op 11 juni 2024 is nummer 28 van Vakstudie Nieuws verschenen. In deze aflevering zijn de volgende belangrijke zaken opgenomen:
- Herstelwet ook in strijd met EVRM: Hoge Raad geeft handvatten berekening werkelijk rendement
De Hoge Raad oordeelt dat de Wet rechtsherstel box 3 ook in strijd is met het EVRM. De Herstelwet leidt tot een schending van het EVRM wanneer de box 3-heffing hoger is dan het werkelijke rendement. De Hoge Raad geeft vervolgens diverse handvatten voor de lopende procedures. (punt 3) - Aandelen in VvE-reserves zijn voor box 3-heffing overige bezittingen
De Hoge Raad oordeelt dat voor de vraag of de box 3-heffing discriminatoir is het rendement van het gehele box 3-vermogen relevant is. Aandelen in VvE-reserves zijn volgens de Hoge Raad voor de box 3-heffing overige bezittingen. (punt 4) - Bij teruggaaf box 3-heffing hoeft geen rente te worden vergoed
De Hoge Raad oordeelt dat X geen recht heeft op een rentevergoeding in verband met de in strijd met het EU-recht geheven box 3-heffing. Daarbij overweegt de Hoge Raad dat de wijze waarop het EHRM genoegdoening vaststelt niet maatgevend is voor de verplichting van een verdragsluitende staat om rechtsherstel te bieden bij een schending. (punt 5) - Bij box 3-heffing geen rekening houden met inflatie
De Hoge Raad oordeelt dat bij de bepaling van het werkelijke rendement voor de box 3-heffing het nominale rendement als grondslag dient. Daarbij wijst de Hoge Raad er op dat in het stelsel van de Wet IB 2001 niet direct rekening wordt gehouden met de invloed van inflatie. (punt 6) - Staatssecretaris: acht weken nodig voor bestuderen gevolgen box 3-arresten
De arresten van de Hoge Raad over box 3 hebben grote budgettaire gevolgen en consequenties voor de uitvoering door de Belastingdienst. De staatssecretaris verwacht de arresten en de gevolgen binnen acht weken te hebben bestudeerd. (punt 7) - Uitgiftewaarde aandelen is BTW-heffingsmaatstaf bij inbreng in natura
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de uitgiftewaarde van aandelen de BTW-heffingsmaatstaf vormt bij de inbreng van onroerende zaken in ruil voor aandelen. Dit geldt wanneer is overeengekomen dat de tegenprestatie voor die inbreng in het kapitaal zal bestaan uit deze uitgiftewaarde. (punt 16)
Producten: Inhoudsopgave V-N
106