Op 3 september 2024 is nummer 38 van Vakstudie Nieuws verschenen. In deze aflevering zijn de volgende belangrijke zaken opgenomen:
- KG-standpunt: faciliteit vererfd aanmerkelijk belang niet van toepassing op turboverdeling
De faciliteit van art. 4.12a Wet IB 2001 kan niet worden toegepast op reguliere voordelen uit aandelen die door middel van een zogenoemde turboverdeling aan de nalatenschap zijn toegedeeld. Dat is het standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang. (punt 3) - Nederlandse belastingheffing op beleggingsfondsen mogelijk niet in overeenstemming met EU-recht
De Europese Commissie stelt Nederland vragen over het niet uitbreiden van de Nederlandse regeling voor belastingvermindering naar buitenlandse beleggingsfondsen, die vergelijkbaar zijn met de binnenlandse beleggingsfondsen. Dat staat in het periodieke overzicht inbreukbeslissingen van de Europese Commissie. (punt 4) - Bij onderling overleg mogen lidstaten vragen om lopende procedures te stoppen
Het Hof van Justitie EU verklaart het verzoek van de Belgische rechter voor een prejudiciële beslissing niet-ontvankelijk. Het Hof van Justitie EU merkt daarbij op dat de Belgische rechter op geen enkele wijze de concrete redenen uiteenzet die hem ertoe hebben gebracht uitleggingsvragen over (onder meer) art. 19 VEU te stellen. (punt 6) - KG-standpunt over gevolgen arrest van 18 augustus 2023 voor bedrijfsopvolgingsregeling
Het arrest van de Hoge Raad van 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1054, BNB 2023/136, V-N 2023/37.12 geldt volgens de Kennisgroepen aanmerkelijk belang en Successiewet niet alleen voor de BOR, maar ook voor de DSR-ab. (punt 7) - Geen verlaagd tarief omzetbelasting op trapliften
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het verlaagde BTW-tarief niet van toepassing is op trapliften. (punt 10) - Proceskostenvergoeding voor door staatssecretaris ingetrokken cassatieberoep in BPM-zaak
De Hoge Raad oordeelt dat het incidentele beroep in cassatie van X is vervallen, omdat de staatssecretaris zijn principale cassatieberoep heeft ingetrokken. X krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 3500 voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand in dat principale cassatieberoep. (punt 12)
Producten: Inhoudsopgave V-N
178