Op donderdag 4 juni verschijnt nummer 7337. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

Prof. dr. L.G.M. Stevens - Alleen maar verliezers
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. M.M. de Reus - Bewijsrechtelijke aspecten van (doorwerking van) dwaling in het belastingrecht

In HR 10 januari 2020, nr. 19/01199, BNB 2020/37 heeft de Hoge Raad – in navolging van HR 26 april 2002, nr. 36772, BNB 2002/213 – voorwaarden geformuleerd voor de toepassing van bepaalde fiscale regelingen in situaties waarin een overeenkomst is vernietigd met een beroep op wederzijdse dwaling. Een belangrijke in die arresten neergelegde begrenzing is dat de regelingen niet kunnen worden toegepast indien de inspecteur aannemelijk maakt dat de bij de overeenkomst betrokken partijen de vernietigingsgrond hebben voorgewend. De auteur onderzoekt de wijze waarop het ‘voorwendcriterium’ en de andere voorwaarden na het arrest BNB 2020/37 moeten worden uitgelegd in situaties waarin is gedwaald omtrent de fiscale gevolgen van een overeenkomst. Zij besteedt daarbij onder meer aandacht aan de betekenis van het belastingadvies.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

L.C. van Hulten MSc - Gefragmenteerde antifragmentatie?

In deze bijdrage staat de nieuwe Nederlandse vaste inrichtingsdefinitie in de Wet VPB 1969 centraal, waarbij de focus ligt op de antifragmentatiebepaling. Aan de hand van het OESO-modelverdrag, casusposities, alsmede de Principal Purpose Test wordt beoogd het toepassingsbereik van deze bepaling te duiden.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Dr. R.J. Anderson - De Vpb-plichtige gemeente

Naar aanleiding van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen, waarin de Vpb-plicht voor gemeenten is aangescherpt, is een onderzoek uitgevoerd onder 27 gemeenten. Centraal hierin staat de vraag hoe gemeenten de nieuwe Vpb naleven. Het onderzoek richt zich met name op de activiteiten die gemeenten in het kader van een dienstverleningsovereenkomst uitvoeren voor andere organisaties. Het blijkt, dat tien gemeenten voor het jaar 2017 geen volledige aangifte hebben ingediend. Het betreft dan in alle gevallen gemeenten die deze activiteiten onder het cluster Overhead hebben ondergebracht. De aard van de onvolledige aangifte is verschillend, maar doorgaans betreft dit een te hoge kostentoerekening, met een te lage winstopgave als gevolg. De meeste gemeenten die DVO-activiteiten onder het cluster Overhead hebben gebracht en niets aangeven op deze activiteiten, stellen niet eerder bekend te zijn met het eventuele positieve resultaat. Het betrekken van fiscalisten versterkt in dit verband het fiscale bewustzijn bij gemeenten. In alle gevallen volgt de Belastingdienst de ingediende aangiften. Ook kan geconcludeerd worden dat naarmate minder gesprekken worden gevoerd met de Belastingdienst en naarmate deze gesprekken minder zwaar worden bevonden, ook de kans op naheffingsaanslagen en fiscale boetes lager wordt ingeschat.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Binnenkort in het Weekblad

Late verstrekking btw-nummer bij intracommunautaire transacties – leidt quick fix tot gordiaanse knoop?

Sinds 1 januari 2020 geldt dat voor toepassing van het nultarief bij intracommunautaire leveringen vereist is dat de leverancier beschikt over een geldig btw-nummer van zijn afnemer en een correcte Opgaaf Intracommunautaire Prestaties indient. Uit een eind 2019 op EU-niveau verschenen toelichting blijkt dat ook de verstrekking van het btw-nummer na de levering kan leiden tot toepassing van het nultarief. In dit artikel onderzoekt prof. mr. dr. M.M.W.D. Merkx de btw-gevolgen van een dergelijke late verstrekking. Dat blijkt nog niet zo eenvoudig te zitten.

Het Model Vaststellingsovereenkomst: bepaald geen model

De fiscus werkt met een ‘Model vaststellingsovereenkomst’, zo bleek na een Wob-verzoek. In deze bijdrage doen mr. S.A. Eckhardt en prof. mr. G.J.M.E. de Bont suggesties voor verbetering van dit model, waarbij opvalt dat van een beperkte mate van reciprociteit wordt uitgegaan. De suggesties beogen dat het model wint aan overtuigingskracht en dat discussies tussen de belastingplichtige(n) en inspecteur voorkomen worden.

Producten: WFR-signaleringen

1