Op 25 maart is nummer 7568 verschenen. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:
- Mr. J.D. Baron - Een meer responsieve benadering van het aangifteproces bij de inkomstenbelasting
Jaarlijks worden er circa 14 miljoen aangiften inkomstenbelasting over verschillende belastingjaren ingediend. Dit is een indrukwekkend aantal. De beschikbare cijfers over de laatste jaren laten zien dat gemiddeld 92% van de aangiften inkomstenbelasting tijdig wordt ingediend. Er is dus ook een substantiële groep belastingplichtigen die de aangifte niet tijdig indient. Het niet (tijdig) nakomen van de aangifteverplichting kan leiden tot verschillende (mogelijk ingrijpende) formeelrechtelijke gevolgen. De auteur beziet het aangifteproces bij de inkomstenbelasting vanuit een responsief perspectief (met meer aandacht voor de behoeften van burgers), en doet daarbij een aantal voorstellen. - Prof. dr. S.J.C. Hemels - Pioniers tegen wil en dank: de eerste vrouwen bij de Belastingdienst
Deze bijdrage belicht hoe vrouwen – enigszins onverwacht en door sommige hogere machten ongewenst – tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog hun opwachting maakten in de hogere rangen van de Belastingdienst, om vanaf de jaren twintig doelbewust geweerd te worden, ook van de in 1939 opgerichte Rijksbelastingacademie. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan enkele vrouwen die tegen alle weerstand in stand hielden en hun werkzame leven bij de Belastingdienst doorbrachten. Zij verdienen een grotere plaats in de Nederlandse fiscale geschiedenis. Deze bijdrage hoopt daar een bijdrage aan te leveren. - Dr. F.J.G. Nellen - De fraudebenadering van het HvJ EU in de Europese btw
Als het gaat om btw-fraude is de rechtspraak van het Hof van Justitie EU (HvJ EU) van groot belang. Zo heeft het HvJ EU vastgesteld wat btw-fraude is, en wat de rechtsgevolgen ervan zijn. Bovendien volgt uit de Europese rechtspraak hoe de bestrijding van btw-fraude dient plaats te vinden, door zowel de overheid als de belastingplichtige. In dit artikel bespreekt de auteur de fraudebenadering van het HvJ EU in de Europese btw. Hij concludeert dat het HvJ EU zich autonoom en activistisch opstelt door talloze regels te formuleren die niet direct volgen uit het primaire of secundaire EU-recht. Het gaat dan bijvoorbeeld om concrete inspanningsverplichtingen, verboden, voorschriften en bewijsregels. Opvallend is dat een duidelijke grondslag voor de heffing van btw in fraudesituaties ontbreekt wanneer men de rechtsregels van het HvJ EU zelf buiten beschouwing laat. Hierdoor kan de regularisatie van dergelijke situaties een nogal arbitraire uitwerking hebben. Daarnaast leidt de rechtspraak tot een aantal vragen. Mag een lidstaat bijvoorbeeld meerdere rechten in dezelfde fraudeketen weigeren? En hoe ver mag het HvJ EU gaan wanneer het zelf regels in het leven roept? Zolang de systemische zwaktes van het btw-stelsel niet door de Europese regelgever worden verholpen, is de activistische opstelling van het HvJ EU volgens de auteur gerechtvaardigd. - Rubriek Parlementair
Producten: WFR-signaleringen
103