Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de revisierente geen inbreuk maakt op het recht op ongestoord genot van eigendom. De revisierente is ook geen individuele en buitensporige last is en andere belastingplichtigen, die feitelijk en juridisch in dezelfde omstandigheden verkeren, worden niet gunstiger behandeld (zie HR 20 april 2018, nr. 17/01043, V-N 2018/24.7).

De heer X sluit in 1994 een lijfrentepolis af. De aanspraak dient ter compensatie van een pensioentekort. In 2015 koopt X de polis af. In geschil is of in de IB-sfeer terecht € 4993 revisierente, zijnde 20% van de afkoopwaarde, in rekening is gebracht. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat de revisierente is strijd is met het recht op ongestoord genot van eigendom (art. 1 Eerste protocol EVRM) en het internationale gelijkheidsbeginsel (art. 14 EVRM).

Hof Den Haag oordeelt onder verwijzing naar HR 20 april 2018, nr. 17/01043, V-N 2018/24.7 dat het beroep van X ongegrond is. Art. 30i AWR is niet in strijd met het recht op ongestoord genot van eigendom, aangezien van de wettelijke regeling niet gezegd kan worden dat zij elke redelijke grond ontbeert. De revisierente is voor X geen individuele en buitensporige last, omdat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan aannemelijk kan worden geacht dat de in rekening gebrachte revisierente X zwaarder treft dan anderen. Van strijd met art. 14 EVRM is evenmin sprake. Het is namelijk niet aannemelijk dat andere belastingplichtigen die feitelijk en juridisch in dezelfde omstandigheden verkeren gunstiger worden behandeld. De revisierente is dus in rekening gebracht. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30i

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 21 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen