X beschikt over een parkeervergunning die per 1 maart 2020 niet meer geldig is. Op 13 maart 2020 komt X erachter dat parkeerboetes zijn opgelegd en vraagt op 18 maart 2020 een nieuwe parkeervergunning aan. Na op een wachtlijst te hebben gestaan wordt op 1 mei 2020 de nieuwe parkeervergunning verleend. In de tussentijd ontvangt X voor een bedrag van ruim € 2.000 aan parkeerboetes. Omdat X in Covid-thuisquarantaine zit kan zij de auto niet verplaatsen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt allereerst dat de gemeente per kalenderdag slechts één naheffingsaanslag parkeerbelasting mag opleggen voor hetzelfde belastbare feit. De naheffingsaanslag op 23 maart 2020 wordt daarom vernietigd. De parkeerboetes die zijn opgelegd tot het moment van de nieuwe parkeervergunningsaanvraag blijven in stand. Parkeerboetes die zijn opgelegd tussen 18 maart en 1 mei 2020 worden echter vernietigd. Het opleggen van 27 parkeerboetes in 38 dagen zonder enig onderzoek is disproportioneel en in strijd met het zorgvuldig handelen van een overheidsorgaan. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 29 december