Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat de door de rechtbank toegepaste matiging van de vergrijpboetes met 5% op haar plaats is en dat de aldus gematigde vergrijpboetes passend en geboden zijn voor de vergrijpen die mevrouw X heeft begaan.
Mevrouw X exploiteert een groothandel in vlees. In geschil zijn twee IB-navorderingsaanslagen en in het bijzonder of de inkoopkosten van het vlees terecht met 50% zijn gecorrigeerd en of de vergrijpboetes van 50% terecht zijn. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant zijn de schattingen van de inspecteur redelijk, ondanks de stelling van X dat bij verkopen van vlees meestal kleine winstmarges worden behaald. Aangezien omkering en verzwaring van de bewijslast is toegepast, worden de boetes wel met 5% gematigd. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat niet meer in geschil is dat de boetes terecht aldus zijn gematigd. Volgens de Hoge Raad (8 juni 2018, nr. 17/05518, V-N 2018/31.25) heeft X zich voor het hof echter uitdrukkelijk en gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de matiging van 5% te gering is. Gelet hierop had het hof de stellingen van X over de hoogte van de boetes niet onbehandeld mogen laten. Volgt verwijzing. Niet in geschil is dat de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast een omstandigheid is waarmee door de belastingrechter in het kader van de straftoemeting rekening moet worden gehouden (vgl. HR 18 januari 2008, nr. 41.832, V-N 2008/6.4). X bepleit thans een matiging van de boetes van 35%.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de matiging van 5% op haar plaats is en dat de aldus gematigde boetes passend en geboden zijn voor de vergrijpen die X heeft begaan. De beoordeling of een boete in het licht van alle in aanmerking te nemen omstandigheden passend en geboden is, is voorbehouden aan de feitenrechter en de weging van de verschillende in aanmerking genomen omstandigheden behoeft geen motivering (vgl. HR 12 oktober 2018, nr. 17/05547, V-N 2018/55.19). Rekening houdend met de door de rechtbank vervolgens toegepaste vermindering met 15% wegens het overschrijden van de redelijke termijn zijn de boetes € 13.511 (2007) en € 2730 (2008). De uitspraak van de rechtbank wordt ook op dit punt bevestigd. Het hoger beroep van X is ook in zoverre ongegrond.
Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboeten: Een kwestie van verschil
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 februari