Belanghebbende, de heer X, woont in Maastricht. Medio 2013 wordt geconstateerd dat X als bestuurder van een personenauto met Duits kenteken in Nederland van de openbare weg gebruik maakt. Naar aanleiding hiervan maakt de inspecteur per brief kenbaar een BPM-naheffingsaanslag met 25% boete op te zullen leggen. X stelt dat de auto door B bv wordt gehuurd van een Duits bedrijf. De inspecteur verzoekt om overlegging van de overeenkomst, doch X blijft terzake herhaaldelijk in gebreke. Naderhand wordt X nog driemaal als bestuurder in de auto waargenomen. In geschil is de BPM-naheffingsaanslag, alsmede de 100% vergrijpboete van € 6.194. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat ondanks de meerdere constateringen geen sprake is van recidive, zodat de boete van 100% niet terecht is. Gesteld noch aannemelijk is dat het zou gaan om voorbestemd duurzaam gebruik. Een enkele constatering is namelijk nog geen duurzaam feitelijk gebruik. In casu is sprake van (voorwaardelijk) opzet door X, zodat een boete van 50% wel passend en geboden is. De naheffing is terecht, aangezien X de feitelijke beschikking over de auto had en binnen een tijdsbestek van zes maanden vier keer met de auto gebruik heeft gemaakt van de Nederlandse weg. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 8 december