Aan de heer X is door de gemeente Amsterdam eind 2014 een aanslag opgelegd. X gaat in bezwaar en krijgt eerst uitstel van betaling. Na de uitspraak op bezwaar wordt dit uitstel ingetrokken en X moet daarom € 37 invorderingsrente betalen. Eind 2018 wordt X door de rechtbank alsnog in het gelijk stelt, omdat hij niet de gebruiker van de betreffende onroerende zaak was. De heffingsambtenaar gaat niet in hoger beroep. In geschil is of de beschikking invorderingsrente terecht is gehandhaafd. Volgens Rechtbank Amsterdam staat vast dat de grondslag voor de beschikking is komen te vervallen, zodat deze wordt vernietigd. X krijgt een vergoeding voor het griffierecht, een proceskostenvergoeding van € 1278 en € 1000 wegens het overschrijden van de redelijke termijn. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank geen rekening heeft gehouden met het feit dat het bezwaarschrift eerst al per fax naar de inspecteur was gestuurd. De totale behandelduur is daarom drie jaar en twee dagen, zodat de redelijke termijn (afgerond) met anderhalf jaar is overschreden. X krijgt een immateriële schadevergoeding van € 1500. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 9 maart