Advocaat-generaal Wattel is van mening dat volle eigenaren van woningen niet gediscrimineerd worden doordat na het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2018 (BNB 2018/144) tijdelijk geen verhuurderheffing geheven kon worden van mede-eigenaren.
X, een woningcorporatie, heeft in 2019 op aangifte verhuurderheffing voldaan voor de huurwoningen die zij in eigendom heeft. De website van de Belastingdienst vermeldt in 2019 tot 24 december dat mede-eigenaren van huurwoningen voor 2019 geen aangifte hoeven te doen voor de verhuurderheffing, dit naar aanleiding van HR 8 juni 2018, BNB 2018/144, waarin de Hoge Raad de willekeurige verhuurderheffing ten laste van mede-eigenaren onverenigbaar acht met de discriminatie- en willekeurverboden. X meent dat daardoor op hun beurt in 2019 alle volle eigenaren worden gediscrimineerd, die immers wél aangifte moeten doen en betalen. X stelt sprongcassatie in.
Advocaat-generaal Wattel is van mening dat volle eigenaren van woningen niet gediscrimineerd worden doordat na HR 8 juni 2018, BNB 2018/144 tijdelijk geen verhuurderheffing geheven kan worden van mede-eigenaren. De A-G meent dat de rechtbank terecht een ongelijke behandeling van gelijke gevallen heeft aangenomen, maar dat de rechtbank ook terecht heeft geoordeeld dat die ongelijke behandeling voortvloeit uit het genoemde arrest en niet rechtstreeks uit de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II. De rechtbank heeft daarom alleen beoordeeld of de door dat arrest ontstane privilege voor mede-eigenaren door de wetgever binnen een redelijke termijn is weggenomen. Gezien het beperkte budgettaire, politieke en maatschappelijke belang van het dossier en de geruchten over afschaffing van de heffing heeft de A-G begrip voor de relatief lange duur van de reparatie. Zelfs al zou er wel sprake zijn van strijd met het discriminatieverbod, dan zou dit echter niet kunnen leiden tot het buiten toepassing laten van de verhuurderheffing voor volle eigenaren. De A-G is verder van mening dat de mededeling op de website van de Belastingdienst niet is aan te merken als beleid of discretionair beleid, zodat deze mededeling niet kan worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel. X komt ten slotte geen beroep toe op de contra legem werking van de algemene rechtsbeginselen. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.3
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Rubriek: Verhuurderheffing, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Internationaal belastingrecht
Editie: 14 mei
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)