A-G Ettema is van mening dat de betaling die één persoon doet om gezamenlijk met anderen, tot een maximum aantal personen per cabine, te kunnen genieten van karaoke in een besloten ruimte, niet is aan te merken als de betaling voor het verlenen van toegang. X BV beroept zich vergeefs op niet gepubliceerde kennisgroepstandpunten, die slechts de wet interpreteren.
X BV exploiteert een karaokebar met acht cabines. Iedere cabine heeft een eigen ingang, zitjes, een tablet en een karaoke systeem met televisie en microfoons. Degene of de groep die de cabine huurt, heeft daarvan gedurende twee uur het exclusieve gebruiksrecht. In geschil is of X BV in het eerste kwartaal van 2018 recht heeft op toepassing van het verlaagde BTW-tarief. Volgens Hof Amsterdam kwalificeert de verhuur niet als het verlenen van toegang tot een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening. X BV kan ook geen vertrouwen ontlenen aan hetgeen in het Besluit van 22 december 2017 (V-N 2018/3.22) is vermeld over een escape room en ruimte om een film te bekijken met een virtual reality bril. De door haar aangehaalde kennisgroepstandpunten behoren namelijk niet tot een beleidsregel in 2018, waardoor zowel belastingplichtigen als de rechter in die periode hiervan geen kennis konden nemen. X BV gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal Ettema is van mening dat de betaling die één persoon doet om gezamenlijk met anderen, tot een maximum aantal personen per cabine, te kunnen genieten van karaoke in een besloten ruimte, niet is aan te merken als de betaling voor het verlenen van toegang (vgl. HR 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:453, V-N 2021/15.14). Het hof is er ook terecht vanuit gegaan dat de cabines qua inrichting te weinig gelijkenis met een attractiepark, speeltuin of siertuin vertonen. Met betrekking tot de kennisgroepstandpunten beroept X BV zich vergeefs op het vertrouwensbeginsel. Een kennisgroepstandpunt moet weliswaar worden opgevolgd door de inspecteur en is als beleid aan te merken. Bij wetsinterpreterende beleidsregels als deze moet echter aan een uitlegging in overeenstemming met de wet de voorkeur worden gegeven, nog afgezien van het feit dat de standpunten ook niet zijn gepubliceerd. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 Tab I-B art. 14
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Omzetbelasting
Editie: 27 januari
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)