A-G Ettema is van mening dat het hof beter had moeten onderzoeken of gemeente X haar activiteiten verricht op een wijze die overeenkomt met de manier waarop particuliere marktdeelnemers dergelijke activiteiten verrichten.
Gemeenten zijn wettelijk verplicht om huishoudelijke afvalstoffen, waaronder verpakkingen, in te zamelen. Het zogenoemde 'verpakkend bedrijfsleven' is verantwoordelijk voor de gescheiden inname en nascheiding van de door hen in Nederland in de handel gebrachte verpakkingen. Voor de uitvoering van deze verplichtingen is stichting A opgericht. Het verpakkend bedrijfsleven sluit een raamovereenkomst met het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Stichting B zorgt, in opdracht van A, voor de uitvoering van de in de raamovereenkomst gemaakte afspraken. Gemeente X sluit een deelnemersovereenkomst met B voor de gescheiden inzameling van het verpakkingsafval in het huishoudelijke afval en voor opgave van de hoeveelheid ingezamelde materialen aan B. Hiervoor ontvangt zij een vergoeding van A. De inspecteur vordert de gecompenseerde BTW over 2015 tot en met 2019 terug van X. Volgens Hof Den Haag is er een rechtstreeks verband tussen de gescheiden inzameling, de registratie daarvan en de vergoeding die X ontvangt. Het gescheiden ophalen is geen taak die wettelijk is opgedragen aan gemeenten. X treedt dus niet op in een specifiek voor haar geldend juridisch regime. X handelt in deze als BTW-ondernemer. X gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal Ettema is van mening dat het hof beter had moeten onderzoeken of X haar activiteiten verricht op een wijze die overeenkomt met de manier waarop particuliere marktdeelnemers dergelijke activiteiten verrichten (zie HvJ EU 12 mei 2016, ECLI:EU:C:2015:855, Gemeente Borsele, V-N 2016/11.15). Zo is de vergoeding volgens X voor slechts 95% kostendekkend, is er geen sprake van een markt, heeft zij geen eigen personeel voor de activiteiten in dienst en zoekt zij niet actief naar klanten. Volgens het hof is de vergoeding voor 95% echter 'kostendekkend bedoeld' en is onweersproken door de inspecteur gesteld dat er meerdere private afvalinzamelaars zijn die de gehele afvalketen in opdracht van gemeenten uitvoeren. Als het hof heeft bedoeld te oordelen dat de activiteiten van X voldoende vergelijkbaar zijn, dan getuigt dit oordeel volgens de A-G van een onjuiste rechtsopvatting. De door het hof in dit verband genoemde gronden kunnen namelijk niet leiden tot de conclusie dat dit het geval is. Het verwijzingshof moet dus alsnog beoordelen of X haar activiteiten verricht op een wijze die overeenkomt met de manier waarop particuliere marktdeelnemers dergelijke activiteiten verrichten.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 4
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Wet op het BTW-compensatiefonds 9
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 13 januari
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)