Advocaat-Generaal Niessen concludeert dat de weigering om de toerekeningsregel uit art. 2.17 Wet IB 2001 toe te passen een ongeoorloofde discriminatie kan behelzen. De A-G stelt dan ook voor om een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie EU voor te leggen.
X is werkzaam in Nederland en woont met haar echtgenoot in België. Zij hebben aldaar gezamenlijk een eigen woning. Het inkomen van X is nagenoeg geheel in Nederland belast. In haar IB-aangifte 2015 neemt X een hoger bedrag aan negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking dan haar eigen aandeel in die uitgaven. In geschil is of X recht heeft op aftrek van meer dan 50% van de negatieve inkomsten uit eigen woning. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X alleen maar de aan haar toe te rekenen negatieve inkomsten uit eigen woning (50%) op haar inkomen uit werk en woning in mindering kan brengen, omdat haar echtgenoot geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. X gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal Niessen concludeert dat de weigering om de toerekeningsregel uit art. 2.17 Wet IB 2001 toe te passen een ongeoorloofde discriminatie kan behelzen. De A-G stelt dan ook voor om een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie EU voor te leggen. Volgens de A-G is het de vraag of het in strijd met het EU-recht is dat X er niet voor mag kiezen om het aandeel van haar echtgenoot in de negatieve opbrengst uit hun gezamenlijke eigen woning in haar fiscale inkomen op te voeren. Dit alleen omdat X geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 13 april
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel