Per 1 oktober 2024 treedt een wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in werking die is opgenomen in een Wet van 26 juni 2019 (Stb. 2019, 280; V-N 2019/42.19). Op die datum treedt ook een deel van het Besluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 (Stb. 2024, 210) in werking.

Op de site van het Ministerie van Financiën is een mededeling gepubliceerd over de toepassing van de verrekeningsmethode op grond van het Besluit voorkoming dubbele belasting (Bvdb) 2001 in het geval van omissies in een belastingverdrag. De mededeling is een verduidelijking van een tegemoetkoming in het besluit van 18 april 2023, nr. 2023-2897, V-N 2023/27.6.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur niet onrechtmatig heeft gehandeld door pas na het opleggen van de navorderingsaanslag én de ontvangst van een ingebrekestelling een informatiebeschikking te nemen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X ondanks zijn officiële Duitse adres nog steeds in Nederland bij zijn gezin woonde. X had in Nederland familie, vrienden en kennissen die hij regelmatig bezocht en waarmee zijn leven was verweven. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de door X BV gestelde taakverdeling binnen de groep niet aannemelijk is geworden. Hetgeen X BV stelt over de taakverdeling binnen de groep wordt eerder tegengesproken door haar eigen aangiften. De sanctie van art. 15ai Wet VPB 1969 is terecht toegepast.

Advocaat-generaal Pauwels onderzoekt of enig voordeel wegens eigen gebruik van een tweede woning ook tot het werkelijk rendement behoort en welke WOZ-waarden van belang zijn. Op basis van de recente box 3-arresten is het beroep van de staatssecretaris volgens de A-G gegrond met betrekking tot het in aanmerking nemen van de ongerealiseerde waardestijging van de tweede woning.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht winstuitdelingen in aanmerking heeft genomen in verband met de door A bv via een tussenpersoon op de Luxemburgse rekening gestorte bedragen. De opbrengsten zijn daardoor direct aan X uitgekeerd.

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de door X BV gestelde taakverdeling binnen de groep niet aannemelijk is geworden. Hetgeen X BV stelt over de taakverdeling binnen de groep wordt eerder tegengesproken door haar eigen aangiften. De sanctie van art. 15ai Wet VPB 1969 is terecht toegepast.

De Hoge Raad oordeelt dat X voor de jaren 2006 en 2007 geen recht heeft op teruggaaf van de dividendbelasting. X heeft namelijk niet onvoorwaardelijk ingestemd met de vervangende betaling. Ook bestaat geen recht op afdrachtvermindering.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur weliswaar aannemelijk maakt dat X BV in Nederland is gevestigd, maar acht het gehanteerde rentepercentage van 10% te hoog. De rechtbank vermindert de (navorderings)aanslagen.

De beroepsorganisatie Register Belastingadviseurs (RB) heeft een modelbezwaarschrift gepubliceerd voor leden die in het geweer willen komen tegen de belasting op excessief lenen. Daarin staat dat deze leningenheffing inbreuk maakt op het Europees eigendomsrecht omdat die het draagkrachtbeginsel negeert. Dat meldt het FD.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft taakstraffen van 120 uur en 90 uur opgelegd aan een medicus en zijn echtgenote en een geldboete van in totaal 92.000 euro opgelegd aan de betrokken onderneming. Het OM verwijt het stel dat zij namens hun bedrijf valse documenten beschikbaar hebben gesteld aan de Belastingdienst en dat er opzettelijk onjuiste aangifte vennootschapsbelasting is gedaan. De strafzaken zijn buitengerechtelijk afgedaan.

De Hoge Raad oordeelt dat KA Deka niet in aanmerking komt voor teruggaaf van dividendbelasting. Dit alleen al omdat KA Deka niet heeft ingestemd met het doen van de vervangende betaling.

De Kennisgroep aanmerkelijk belang heeft voor drie situaties bevestigend geantwoord op de vraag of de aandelenfusiefaciliteit van art. VI Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling (WFGR) kan worden toegepast. Het maakt voor de toepassing van de aandelenfusiefaciliteit niet uit of het open fonds voor gemene rekening (OFGR) ophoudt te bestaan of dat er geen gebruik wordt gemaakt van de doorschuiffaciliteit.

Aan het Beleidsbesluit doorschuiffaciliteit einde belastingplicht FGR (V-N 2024/6.6) wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, waarin voor een bijzondere situatie een goedkeuring voor de analoge toepassing van de doorschuiffaciliteit is opgenomen.

Door automatiseringsproblemen staat het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen nog niet op de aanslag 2022. Daarom stuurt de Belastingdienst nu, tegelijk met de aanslag VPB 2022, een afzonderlijke beschikking aan de vennootschap waarin het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen is vastgesteld.