De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam legt aan belanghebbende, X, als autobestuurder een naheffingsaanslag parkeerbelasting op. Er is echter ook al een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan B, de kentekenhouder. Uiteindelijk trekt de heffingsambtenaar de aan B opgelegde naheffingsaanslag in en vernietigt de aanmaningskosten en dwangbevelkosten. (Rechtbank Amsterdam, 14 december 2020, AMS 19/6445). In de zaak van X verklaart Rechtbank Amsterdam het beroep niet-ontvankelijk. De aan X en B opgelegde naheffingsaanslagen betreffen namelijk één en dezelfde naheffingsaanslag. Vernietiging van de aan B opgelegde naheffingsaanslag betekent ook vernietiging van de aan X opgelegde naheffingsaanslag. Ook de daaruit voortvloeiende aanmaningen zijn vernietigd. De vernietiging heeft ook tot gevolg dat X geen belang meer heeft bij een uitspraak over het niet-tijdig beslissen op bezwaar tegen die naheffingsaanslag. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de (tweede) bekendmaking van de naheffingsaanslag aan X niet wordt aangemerkt als de vaststelling van een tweede naheffingsaanslag. Er is sprake van één naheffingsaanslag, waartegen eerst B bezwaar heeft gemaakt en vervolgens X. X heeft de heffingsambtenaar op 22 januari 2020 niet rechtsgeldig in gebreke gesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. De inspecteur had namelijk al op 26 november 2019 uitspraak gedaan, op het bezwaar van B tegen de naheffingsaanslag. Het is niet mogelijk om ter zake van een voor bezwaar vatbaar besluit een tweede uitspraak op bezwaar te doen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 25 juli