Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het met de AWBZ-premie overeenkomende gedeelte van de bijdrage niet is aan te merken als een premie voor de volksverzekeringen. Het bedrag van € 2007 kan niet worden aangemerkt als een IB-voorheffing. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X woont in 2010 in Duitsland en is niet verzekerd ingevolge de Nederlandse volksverzekeringen. In zijn IB-aangifte 2010 neemt X een bedrag van € 4004 aan ingehouden loonheffing in aanmerking. Dit is inclusief een bedrag van € 2007, dat volgens de inspecteur onderdeel is van de bijdrage ex art. 69 Zvw. Dit bedrag moet aan het CvZ worden afgedragen en kan volgens de inspecteur dan niet worden aangemerkt als (te verrekenen) loonheffing. De inspecteur corrigeert de aangifte van X.

Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 15 april 2016, 14/00911, V-N Vandaag 2016/1648) oordeelt dat het met de AWBZ-premie overeenkomende gedeelte van de bijdrage niet is aan te merken als een premie voor de volksverzekeringen. Volgens het hof houdt het feit dat X een met de AWBZ-premie overeenkomende bijdrage is verschuldigd namelijk niet in dat X verzekerd en premieplichtig is voor de AWBZ of enige andere volksverzekering. Volgens het hof is het bedrag van € 2007 dan ook niet aan te merken als een op het inkomen van X ingehouden AWBZ-premie die als voorheffing verrekend kan worden met de op aanslag verschuldigde IB. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Zorgverzekeringswet 69

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Premieheffing

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 december

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen