X drijft sinds medio 2015 een onderneming. In eerste instantie in de vorm van een eenmanszaak, vervolgens via een vof en uiteindelijk via een bv. Omdat X zijn IB-aangifte 2016 niet indient, legt de inspecteur ambtshalve een aanslag op. Aan de hand van de BTW-aangiften stelt de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning vast op € 100.000. X vindt dit te hoog.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur het inkomen van X niet te hoog heeft vastgesteld. Uit de aangiften omzetbelasting volgt dat X een omzet heeft gerealiseerd van € 450.000 en € 160.000 aan kosten heeft gemaakt. De aangegeven omzet minus de berekende kosten (€ 290.000) is dan aanmerkelijk lager dan het door de inspecteur ambtshalve vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning (€ 100.000). Het hof acht de schatting van de inspecteur redelijk. Met hetgeen X aanvoert, maakt hij niet aannemelijk dat het belastbaar inkomen uit werk en woning lager is. De aanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 9 maart