Het CBb oordeelt dat de Minister van Economische Zaken de aan X BV toegekende coronasteun van € 774.000 niet kan terugvorderen. De minister had namelijk bij de toekenning moeten beoordelen of de groep waartoe X BV vanaf 14 januari 2022 behoorde al zo veel subsidie had ontvangen dat het staatssteunplafond was bereikt.
Y BV is een houdster- en financieringsmaatschappij voor hotels, cafés en restaurantbedrijven. Zij is een grote onderneming, die deel uitmaakt van een groep verbonden ondernemingen. Op 14 januari 2022 neemt Y BV de aandelen in de MKB-onderneming X BV over. Op 3 januari 2023 stelt de Minister van Economische Zaken de TVL voor X BV voor Q4 2020 vast op € 90.000 en voor Q1 2021 op € 350.000. Vervolgens wordt de TVL voor Q2 2021 op 11 januari 2023 vastgesteld op € 334.000. De minister vordert vervolgens de aan X BV betaalde TVL van in totaal € 774.000 terug van Y BV. X BV en Y BV zijn het daar niet mee eens. In geschil is wat het juiste peilmoment is voor de conclusie dat het staatssteunplafond voor de groep verbonden ondernemingen is bereikt en of de minister na de definitieve vaststelling van de subsidie nog bevoegd was om die vaststelling ten nadele van Y BV te wijzigen.
Het CBb oordeelt dat de Minister van Economische Zaken de aan X BV toegekende coronasteun van € 774.000 niet kan terugvorderen. De minister had namelijk bij de toekenning moeten beoordelen of de groep, waartoe X BV vanaf 14 januari 2022 behoorde, al zo veel subsidie had ontvangen dat het staatssteunplafond was bereikt. Het CBb overweegt daarbij dat de minister geen van de twee grondslagen, op grond waarvan hij een al vastgestelde subsidie ten nadele van de ontvanger kan wijzigen, kan gebruiken. Deze omstandigheden doen zich namelijk niet voor. Dat Y BV in de subsidieaanvraag en ook in het verzoek om subsidievaststelling niet heeft vermeld dat zij vanaf 14 januari 2022 deel uitmaakt van een groep waartoe ook X BV behoort, is niet van belang. Omdat ten tijde van zowel de subsidieverlening als de subsidievaststelling aan X BV geen subsidies waren verleend, kan de minister aan art. 4:49 lid 1 Awb geen bevoegdheid ontlenen tot het lager vaststellen van de aan Y BV verstrekte subsidie. Het beroep van Y BV is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:49
Instantie: College van Beroep voor het bedrijfsleven
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Europees belastingrecht
Editie: 31 januari
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Corona