X woont in 2010 en 2011 in een koopwoning. In zijn IB-aangiften over die jaren brengt hij negatieve inkomsten uit eigen woning in aftrek. Met de negatieve woninginkomsten wordt ook rekening gehouden bij de VA’s voor de jaren 2013 en 2014. In 2016 brengt X de inspecteur op de hoogte van de onjuistheden in de VA’s en legt de inspecteur definitieve aanslagen op waarbij geen rekening wordt gehouden met de negatieve woninginkomsten. X is echter van mening dat hij er op mag vertrouwen dat bij het vaststellen van de definitieveaanslagen ook rekening wordt gehouden met negatieve woninginkomsten.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X aan het feit dat hij een negatieve voorlopige aanslag ontvangt niet het vertrouwen kan ontlenen dat de teruggaven berusten op een welbewust standpunt van de inspecteur. Aan de vaststelling van voorlopige aanslagen gaat in de regel namelijk geen inhoudelijke beoordeling door de inspecteur vooraf. Vervolgens wijst het hof er op dat het aan de belastingplichtige is om de Belastingdienst de juiste gegevens te verstrekken, ook indien een voorlopige aanslag onjuist is. Er rust geen onderzoeksplicht op de Belastingdienst bij het vaststellen van VA’s. Verder stelt het hof nog vast dat X niet aannemelijk maakt dat hij de Belastingdienst vóór 2016 op de hoogte heeft gesteld van onjuistheden bij het vaststellen van de VA’s. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 14
Algemene wet inzake rijksbelastingen 13