D houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv houdt onder andere de aandelen in de gevoegde vennootschap G bv. G bv drijft een onderneming die papier inkoopt en weer verkoopt. In 1994 richt D in Zwitserland C AG op. D vermeldt zijn belang in C AG niet in zijn belastingaangiften. Uit een onderzoek komt het vermoeden naar voren dat D C AG heeft opgericht om de door hem behaalde omzet, die onder de naam van C AG is behaald, uit het zicht van de Nederlandse fiscus te houden. Hof Amsterdam oordeelt dat het resultaat uit de door D verrichte handelsactiviteiten tot de winst uit onderneming van X bv behoort en dat aan C AG een vergoeding van cost-plus 15% toekomt. Verder geeft het hof aan dat de factoringskosten en de kosten "Versicherung lager" niet tot die cost-plus behoren.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof dat het resultaat uit de door D verrichte handelsactiviteiten tot de winst uit onderneming van X bv behoort en dat aan C AG een vergoeding van cost-plus 15% toekomt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8