Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat als een onderneming onderdeel is van een samenwerkingsverband de investeringen hiervan eerst worden samengeteld. De investeringsaftrek wordt vervolgens verdeeld over de vennoten.
De heer X vormt samen met de heer C een vennootschap onder firma (vof). Beiden zijn voor de helft gerechtigd tot de winst. In 2016 investeren zij samen voor € 128.018 in bedrijfsmiddelen van de vof. In geschil is of X recht heeft op € 6928 kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) of dat X en C ieder recht hebben op € 13.852 (standpunt X). Volgens Rechtbank Den Haag moet de totale KIA van € 13.852 worden verdeeld over de vennoten zodat X recht heeft op een KIA van € 6926 (vgl. Hof Den Haag 3 april 2019, 18/01130, V-N 2019/30.1.1). X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat als een onderneming onderdeel is van een samenwerkingsverband de investeringen hiervan eerst worden samengeteld (art. 3.41 lid 3 Wet IB 2001). Uitgaande van de fictie dat de onderneming voor rekening van één belastingplichtige wordt gedreven, is de KIA € 13.852. De investering van X is 50%, zodat zijn KIA € 6.926 (13.852/128.018 x € 64.009) is. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.41
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 21 oktober
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief