A bv exploiteert een camping. Zij bezit 3.67.21 ha grond. Verder beschikt de camping over een bedrijfswoning, een receptie, een speeltuin met diverse speeltoestellen, een wasserette, twee sanitaire gebouwen, een werkplaats en 50 parkeerplaatsen. Op 7 januari 2009 verkrijgt belanghebbende, X bv, de aandelen in A bv. De inspecteur is van mening dat de aandelen A bv kwalificeren als fictieve onroerende zaken ex art. 4 lid 1 onderdeel a WBR 1970 en legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de aandelen A bv niet kwalificeren als fictieve onroerende zaken. De rechtbank leidt uit de feiten en omstandigheden af dat A bv ten tijde van de verkrijging een recreatiebedrijf exploiteerde. Volgens de rechtbank is het bezit van de onroerende zaken noodzakelijk voor de exploitatie van het recreatiebedrijf. Bij een recreatiebedrijf staan volgens de rechtbank de recreatiediensten voorop en zijn de onroerende zaken hier slechts dienstbaar aan. De mate van het niveau van de geboden voorzieningen is dan volgens de rechtbank niet van belang, aangezien een laag voorzieningenniveau in essentie niet afdoet aan het karakter van een recreatiebedrijf. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 24 maart