A komt met belanghebbende, X, overeen dat zij een pand met meerdere appartementsrechten overdraagt aan X. Het pand is oorspronkelijk gebouwd als kantoorpand en beschikt over een begane grond met vier verdiepingen. Enkele van de ruimtes op de verdiepingen beschikken over een wastafel. Verder is er op de eerste verdieping een grote keuken aanwezig met een open ruimte, die dienst deed als kantine. A en X komen ook overeen dat A wijzigingen aan de voorzieningen aanbrengt vóór de juridische levering. A plaatst vervolgens een centrale douchegelegenheid met meerdere douches en enkele elektrische kookplaten. X is van mening dat het pand als een woning moet worden aangemerkt, en dat zij recht heeft op toepassing van het overdrachtsbelastingtarief van 2%.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het voormalige kantoorpand voor de overdrachtsbelasting niet als een woning is aan te merken. X heeft dan ook geen recht op toepassing van het overdrachtsbelastingtarief van 2%. De rechtbank verwijst daarbij naar de recente jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank overweegt hierbij dat de wijzigingen die A heeft aangebracht onvoldoende zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat de aard van de verdiepingen is gewijzigd van kantoorruimte naar woning in de zin van de WBR. Ook wijst de rechtbank er op dat de wijzigingen niet zodanig zijn dat de verdiepingen niet meer geschikt zijn voor gebruik als kantoorruimte. Ook is er geen sprake van zodanige wijzigingen dat meer dan beperkte aanpassingen nodig zijn om de verdiepingen geschikt te maken als kantoorruimten.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 30 juli