X exploiteert in 2012 een café. Als hij geen aangifte IB 2012 indient, ook niet na een herinnering en aanmaning daartoe, legt de inspecteur hem in 2015 een aanslag IB 2012 op inclusief een verzuimboete. De inspecteur gaat uit van een box I-inkomen van € 41.320 en een box III-inkomen van € 5.754. X verzoekt de inspecteur in 2017 om de aanslag ambtshalve te verminderen. Als de inspecteur het verzoek afwijst, gaat X in beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden stelt vast dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan zodat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Daaraan doet niet af dat X in mei 2016, ruim na het opleggen van de aanslag, alsnog een ‘aangifte’ IB 2012 zou hebben ingediend bij de deurwaarder van de Belastingdienst. Het hof oordeelt vervolgens dat de door de inspecteur gemaakte schatting van de winst uit onderneming niet onredelijk is gegeven dat X voor de jaren 2010 en 2011 ook geen aangifte IB heeft gedaan zodat inkomensgegevens ontbreken. De inspecteur heeft zich bij zijn schatting voor 2012 onder andere gebaseerd op de door X gedane aangiften OB voor 2012. X heeft volgens het hof niet bewezen dat de aanslag te hoog is. Het hof vindt ook de verzuimboete van € 984 passend en geboden. Het hof verklaart het beroep van X ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 20 november