X en partner verkrijgen op 9 november 2015 de eigendom van een woonhuis voor een koopsom van € 231.000 en een aangrenzend perceel grasland voor een koopsom van € 41.750. De eigendom van het perceel grasland heeft de verkoper op diezelfde dag door grondruil in eigendom verkregen. Ter zake van de verkrijging wordt 2% overdrachtsbelasting voldaan. In geschil is of het perceel grasland als een aanhorigheid van de woning kwalificeert waardoor 2% in plaats van 6% overdrachtsbelasting verschuldigd is. Rechtbank Gelderland oordeelt -met de inspecteur- dat het niet als aanhorigheid van de woning kan worden aangemerkt zodat over die verkrijging 6% overdrachtsbelasting verschuldigd is.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat voor het antwoord op de vraag of het grasperceel als een aanhorigheid van de woning kan worden aangemerkt van belang is of de grond ten tijde van de verkrijging naar objectieve maatstaven tot de woning behoort, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is. Dit geldt ook voor aanhorigheden die tot de woning gáán behoren. Niet relevant is of de verkrijger subjectief het inzicht of de bedoeling heeft dat het perceel grasland daaraan voldoet of zal voldoen. X en partner hebben niet aannemelijk gemaakt dat het perceel grasland ten tijde van de verkrijging in gebruik was bij de woning en daaraan dienstbaar was. De verkoper had het immers zelf net door grondruil in eigendom verkregen en direct doorgeleverd. Dat de overeenkomst tot grondruil van verkoper eerder tot stand was gekomen veronderstelt geen eigen gebruik door verkoper en dat de haag tussen het woonhuis en het perceel grasland al was verwijderd maakt niet dat het grasland dienstbaar is aan de woning. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 23 november