X is het niet eens met een groot aantal navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting. In de procedure bij het hof is enkel nog in geschil of X recht heeft op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van geschillenbeslechting. Hof 's-Hertogenbosch kent X een vergoeding toe van € 3.000.
De Hoge Raad oordeelt dat bij de beoordeling van de overschrijding van de redelijke termijn de tijd die gemoeid is geweest met het afwachten van een prejudiciële beslissing in een vergelijkbare zaak, alleen buiten beschouwing blijft wanneer de aanhoudende rechter partijen schriftelijk in kennis stelt van de aanhouding. De Hoge Raad verwijst in dit verband naar de beslissing van de grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (29 januari 2014, nr. 201302106/1/A2, V-N 2014/10.5). Ontbreekt een schriftelijke kennisgeving aan partijen, dan is er volgens de Hoge Raad geen ruimte om met een beroep op de complexiteit van de zaak de redelijke termijn te verlengen. De nieuwe eis van de schriftelijke kennisgeving gaat in per 1 april 2014. De Hoge Raad onderschrijft verder het hofoordeel dat de eigen schuld van een belanghebbende die bewust inkomen en vermogen heeft verzwegen, in principe niet van belang is bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden. Een gebrek aan medewerking van de belanghebbende kan er hooguit toe leiden dat de zaak gecompliceerder - en zo indirect een factor - wordt die meeweegt bij het oordeel of de redelijke termijn is overschreden. De Hoge Raad verklaart zowel het principale cassatieberoep van de staatssecretaris als het incidentele cassatieberoep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:73