Belanghebbende, X bv, heeft over 2009 geen tijdige VPB-aangifte ingediend. De inspecteur heeft daarom ambtshalve een aanslag opgelegd. Hij heeft daarbij een verzuimboete van € 567 opgelegd. X bv bestrijdt dat zij een herinnering of een aanmaning heeft ontvangen. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur weliswaar aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaningsbrief per post is verzonden, maar dat de stelling van X bv moet worden gevolgd dat ze de brief niet heeft ontvangen. De rechtbank vernietigt de boete.
Hof Amsterdam (MK III, 6 september 2012, 11/00927) oordeelt dat hetgeen X bv aanvoert onvoldoende is om redelijkerwijs te twijfelen aan de ontvangst of aanbieding van de aanmaningsbrief. Het hof hecht daarbij belang aan het betalingsgedrag van X bv en vraagt zich af of X bv haar gemachtigde wel tijdig op de hoogte heeft gesteld van de aanmaning. Aan X bv zijn namelijk in de periode 2008-2011 31 dwangbevelen betekend en in 2011 zijn twaalf aanmaningsbrieven LB verzonden, waarna even zovele keren een boete is opgelegd. De inspecteur heeft de boete volgens het hof dan ook terecht opgelegd. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 21
Algemene wet inzake rijksbelastingen 9
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a