Of dividendstripping binnen de huidige regels voldoende kan worden aangepakt, is afhankelijk van het soort gevallen dat zich in de praktijk voordoet en de invulling die de rechter aan de bewijspositie van de inspecteur geeft. Dat melden de Minister en Staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer.
Over de bewijspositie van de inspecteur wordt in een bij Hof Amsterdam lopende procedure (V-N 2018/59.2.4) mogelijk meer duidelijkheid gegeven. De wetgever heeft in 2001 maatregelen getroffen zodat bij dividendstripping geen recht op teruggaaf, vermindering of verrekening van dividendbelasting bestaat. Op de Belastingdienst rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat het (economisch) belang van de aandelen niet gewijzigd is.
De bewindslieden gaan in de brief in op cum/ex- en cum/cum-transacties. In Duitsland kon op basis van de nationale wetgeving tot 2012 door middel van cum/ex transacties de ene partij dividendbelasting inhouden zonder deze af te dragen, terwijl de andere partij met de aan haar uitgereikte dividendnota de niet afgedragen dividendbelasting kon verrekenen. In Nederland bestond en bestaat een dergelijke mogelijkheid niet. Indien bewust in strijd met wet- en regelgeving wordt gehandeld bij de verrekening, teruggaaf of vermindering van dividendbelasting, is sprake van fraude.
Ook beantwoorden de minister en staatssecretaris met deze brief de Kamervragen van de leden Snels (GroenLinks), Nijboer (PvdA) en Azarkan (DENK).
[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Dividendbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 5 december
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel