Het OB-besluit Voorschrift Tabel II wordt gewijzigd. De wijziging houdt verband met het arrest van het Hof van Justitie EU van 20 juni 2019, C-291/18, V-N 2019/32.17, over het feit dat de BTW-vrijstelling voor schepen op volle zee niet geldt voor opvijzelbare offshoreboorplatforms.
Onderdeel 1.5.3.3 van het besluit van 28 maart 1993, nr. VB 93/575, V-N 1993/1093.1, wordt gewijzigd. Ook vaartuigen waarbij het varen van bijkomstige betekenis is ten opzichte van hun hoofdfunctie kunnen kwalificeren als schepen die worden gebruikt op volle zee. Met ‘hoofdfunctie’ wordt bedoeld: het gebruik van het vaartuig op volle zee voor activiteiten bedoeld in post a.3, onderdeel a, 2° van de tabel. Het gaat hier om vaartuigen die vanwege hun hoofdfunctie alleen in de offshore-industrie worden ingezet, zoals bijvoorbeeld baggerschepen, pontons en schepen waarmee in zee kabels of pijpleidingen worden gelegd. Opvijzelbare offshore boorplatforminstallaties vallen niet onder de post. Drijvende boorplatforms die voldoen aan de in onderdeel 1.5.3.1 van het besluit opgenomen voorwaarden kunnen onder de post worden gerangschikt. Met ‘volle zee’ wordt in dit verband bedoeld: alle delen van de zee die niet behoren tot de territoriale wateren of tot de binnenwateren van Nederland.
Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 Tab II-A
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 9 november