Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant houdt de aanslag ib/pvv 2012 tevens een art. 6.2a-beschikking in.

Belanghebbende, X, heeft in het jaar 2012 zijn woning aangepast in verband met ziekte van zijn echtgenote. De kosten daarvan bedragen € 47 272. Volgens de aangifte ib/pvv bedraagt, als gevolg van de persoonsgebonden aftrek, zowel het (netto) box 1-inkomen als het (netto) box 3-inkomen nihil. Volgens de aangifte zou een bedrag van € 20 806 aan persoonsgebonden aftrek niet in aanmerking kunnen worden genomen en worden doorgeschoven. De inspecteur accepteert vervolgens bij de aanslag een zodanig lager bedrag aan persoonsgebonden aftrek dat geen sprake meer is van een bedrag aan persoonsgebonden aftrek dat niet in aanmerking kan worden genomen als bedoeld in artikel 6.2a van de Wet IB 2001. X komt in beroep.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant volgt partijen in hun standpunt dat de aanslag ib/pvv tevens een art. 6.2a-beschikking inhoudt waarbij het bedrag van de niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek is vastgesteld op nihil. De uitspraak op bezwaar heeft ook betrekking op deze art. 6.2a-beschikking. Uit het op de zitting gesloten compromis volgt dat de uitgaven voor woningaanpassingen wordt vastgesteld op € 36 661. De persoonsgebonden aftrek kan, gelet op het bruto box 1-inkomen en bruto box 3-inkomen slechts in aanmerking worden genomen voor een bedrag van € 27 392. Hierdoor resteert een bedrag van € 10 195 aan niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.2a

Wet inkomstenbelasting 2001 6.17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 12 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen