Belanghebbende, X, geniet in 2007 loon waarop aan loonheffing € 3.761 wordt ingehouden. X doet aangifte IB en later opnieuw aangifte IB. De aangiften resulteren in een voorlopige teruggaaf van achtereenvolgens € 6.061 en € 6.012. Als de inspecteur de definitieve aanslag oplegt, is X een bedrag van € 183 verschuldigd en moet hij een bedrag van € 9.499 terugbetalen. X bestrijdt de aanslag.
Hof 's-Gravenhage oordeelt in navolging van de rechtbank dat de aanslag rechtmatig aan X is opgelegd. Anders dan X aanvoert, stelt artikel 15 Awr geen beperking aan de mogelijkheid van de inspecteur om voorlopige aanslagen te verrekenen. Het hof merkt daarover op dat de voorlopige teruggaven zijn gebaseerd op onjuiste gegevens die X zelf in zijn (vernieuwde) aangifte heeft opgevoerd. Zo was de tweede voorlopige teruggaaf het gevolg van een (veel) te hoog opgevoerd bedrag aan voorheffingen. Anders dan X aanvoert, belet artikel 9.4 Wet IB de inspecteur niet om X een aanslag op te leggen nu X een bedrag van € 183 is verschuldigd, en dit is meer dan € 42. Het hof schuift vervolgens het beroep van X op het vertrouwensbeginsel en het beginsel van fair play terzijde. Het hof verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 9.4
Algemene wet inzake rijksbelastingen 15
Algemene wet inzake rijksbelastingen 13