Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemeente Steenwijkerland in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, door recreatieterreinen anders te behandelen dan andere samenstellen.

X is eigenaar van een loods, die door middel van verplaatsbare scheidingswanden onder te verdelen is. In 2013 was de loods onderverdeeld in acht units. Iedere unit in de loods is voorzien van een (indirecte) aansluiting op de gemeentelijke riolering. De gemeente Steenwijkerland legt een aanslag rioolheffing 2013 op voor zeven units, omdat twee units leeg staan, die als één unit worden aangemerkt. Rechtbank Overijssel verklaart het beroep van X ongegrond.  Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het beroep van X gegrond is en vernietigt de zeven aanslagen. Het hof is van oordeel dat de bepaling in de verordening rioolheffing, waarin wordt aangesloten bij de afbakeningsbepalingen in de Wet WOZ, leidt tot strijd met het gelijkheidsbeginsel. Op grond van deze bepaling wordt een recreatieterrein aangemerkt als één terrein, zodat een recreatieterrein maar eenmaal het eigenarendeel voor de rioolheffing verschuldigd is. Dit leidt ertoe dat gelijke gevallen (recreatieterreinen en andere samenstellen met verschillende gebruikers) ongelijk worden behandeld. Hiervoor bestaat volgens het hof geen toereikende rechtvaardiging. De door de heffingsambtenaar genoemde efficiencywinst (omdat dan voor gemeentelijke heffingen kan worden volstaan met het voeren van één gezamenlijke objectadministratie) is niet voldoende, en kan ook behaald worden bij X.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 15 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen