X is eigenaar van twee woningen. Hij vindt de aanslagen afvalstoffenheffing niet terecht voor zover deze zijn opgelegd voor een woning die hij niet feitelijk bewoonde. X komt in beroep tegen de bezwaren afvalstoffenheffing 2019, 2020 en 2021. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Hof Den Haag handhaaft de aanslagen afvalstoffenheffing voor de woningen van X die door hem niet feitelijk bewoond werden. X stelt dat hij in 2019 en 2020 woonde op [adres 2] en in 2021 op [adres 1]. Hij vindt het niet terecht dat hij in de drie jaren ook aanslagen afvalstoffenheffing heeft gekregen voor de woningen die hij niet feitelijk bewoonde. Zijn stelling dat de woning [adres 1] gedurende 2019 en 2022 leeg stond vanwege een brand maakt X niet aannemelijk. Hetzelfde geldt voor de stelling van X dat de woning [adres 2] in 2021 leegstond in afwachting van verkoop. Anders dan X meent leidt de omstandigheid dat hij niet woont op een adres er niet toe dat geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. De aanslagen blijven in stand. Het beroep op het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel faalt. Het hof verklaart de hoger beroepen van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Editie: 16 november
Informatiesoort: VN Vandaag