Hof Amsterdam oordeelt dat X de heffingsambtenaar terecht herinnert aan zijn onvoorwaardelijke toezegging tijdens een eerdere zitting bij het hof over de aanslag 2020. De toezegging houdt in dat de heffingsambtenaar ambtshalve de reeds opgelegde aanslagen precariobelasting voor de verhuurde woonboot vernietigt.

X is eigenaar van twee woonboten waarvan hij er één zelf bewoont en één verhuurt. In hoger beroep zijn in geschil de aanslagen precariobelasting voor beide woonboten over de jaren 2021 en 2022.

Hof Amsterdam oordeelt dat X de heffingsambtenaar terecht herinnert aan zijn onvoorwaardelijke toezegging tijdens een eerdere zitting bij het hof over de aanslag 2020. De heffingsambtenaar erkent deze toezegging en acht zich hieraan gebonden. De aanslagen voor de verhuurde woonboot worden vernietigd. De aanslagen voor de zelfbewoonde woonboot blijven echter in stand. Het hof verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 20 juni 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2023:1758, V-N 2023/45.1.8) en voegt een extra motivering toe over het bestaan van een gedoogplicht voor woonboten. X stelt namelijk dat dat de verlening van een omgevings- en/of ligplaatsvergunning een gedoogplicht oplevert die heffing uitsluit. De gemeente kan echter slechts een vergunning of ontheffing verlenen als zij niet reeds op andere gronden verplicht is toe te staan dat de woonboot boven gemeentegrond wordt geplaatst die bestemd is voor de openbare dienst. Het hoger beroep van X is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 26 november

Informatiesoort: VN Vandaag

143

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen