Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat Belastingsamenwerking Oost-Brabant de aanslagen gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen terecht heeft opgelegd aan de juridische in plaats van de economische eigenaar.

Belanghebbende, X, is samen met zijn broers en zussen juridisch eigenaar van een onroerende zaak. X vindt het onredelijk en onrechtvaardig dat de aanslag gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen aan hem, als een van de (mede)eigenaren, is opgelegd. Hij stelt dat de aanslag, net als voorheen, moet worden opgelegd aan het bedrijf dat het economische eigendom van het object heeft.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat Belastingsamenwerking Oost-Brabant de aanslagen gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen terecht heeft opgelegd aan de juridische in plaats van aan de economische eigenaar. De overdracht van de economische eigendom leidt er niet toe dat de juridische eigenaar niet langer kan worden aangemerkt als genothebbende krachtens eigendom. Evenmin is de economische eigenaar de genothebbende krachtens bezit geworden. Het genot en bezit liggen bij de juridische eigenaren waarvan X er een is. Op grond van de Beleidsregels inzake aanwijzing belastingplichtige, die de rechtbank niet kennelijk onredelijk vindt, hanteert de heffingsambtenaar bij verschillende mogelijke belastingplichtigen een voorkeursvolgorde die is gebaseerd op doelmatige c.q. doeltreffende heffing. De aanslag is overeenkomstig die beleidsregels terecht aan X opgelegd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 8 november

121

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen