Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X heeft ingestemd met toezending van de navorderingsaanslag per e-mail en hij de digitale kopie tijdig heeft ontvangen, zodat de aanslag tijdig is vastgesteld. Voor wat betreft zijn fiscale (verdrags)woonplaats kan worden aangesloten bij de gegevens van zijn mobiele telefoon en zijn agenda. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X woont vanaf 1994 officieel in het Verenigd Koninkrijk en richt zich op de verkoop van luxe buitenlandse vakantiewoningen. Volgens een FIOD-rapport woont X echter feitelijk in Nederland. In geschil is zijn navorderingsaanslag IB/PVV 2007, waarbij het box 1-inkomen is vastgesteld op € 587.121, het box 2-inkomen op € 64.542.889 en het box 3-inkomen op € 833.000 alsmede de heffingsrente van € 6.302.370. Volgens X is hij naar Brits recht failliet verklaard en is ‘discharge from bankruptcy’ verleend. De aanslag had dus op naam van de ‘trustee’ van het faillissement moeten worden gesteld. Volgens Rechtbank Gelderland ziet de ‘discharge’ enkel op de invorderingssfeer en niet op de heffingssfeer. In hoger beroep stelt X dat de aanslag hem niet tijdig per post heeft bereikt.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/22.1.2) oordeelt dat X heeft ingestemd met toezending van de navorderingsaanslag per e-mail en hij de digitale kopie tijdig heeft ontvangen, zodat de aanslag tijdig is vastgesteld. Voor wat betreft zijn fiscale (verdrags)woonplaats kan worden aangesloten bij de gegevens van zijn mobiele telefoon en zijn agenda, waaruit volgt dat hij in 2007 237 dagen in Nederland verblijft en hier dus feitelijk woont. De correcties zijn redelijk, gelet op de inmiddels onherroepelijke informatiebeschikking (zie HR 29 januari 2016, 15/02119, V-N 2016/13.1.3) en die informatie nog steeds niet is verstrekt. Voor wat betreft de door de FIOD in beslag genomen stukken stelt X in beginsel terecht dat ook die tot de door de inspecteur te overleggen gedingstukken behoren. De stukken zijn echter inmiddels teruggegeven, zodat aan dit verzuim geen gevolgen worden verbonden. Hiertoe wordt verwezen naar de procedure over 2005 (zie HR 19 maart 2021, 20/01736, V-N 2021/16.10). X’ beroep is ook voor het overige ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 23 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag