Belanghebbende, X bv, maakt onderdeel uit van het A-concern. De bedrijfsactiviteiten van het concern bestaan uit het autodealerschap en het leasen van auto's. In 1997 wordt het concern gesplitst in verband met een bedrijfsopvolging en gaan de vennootschappen die zich richten op het autodealerschap over naar X bv. Over de stand van de reserve assurantie eigen risico (RAER) wordt door het concern geprocedeerd en in 2008 wordt duidelijk wat stand van de RAER per 31 december 1996 is. Over de jaren 2004 en 2005 corrigeert de inspecteur – met toepassing van de foutenleer – een bedrag aan RAER (aansluitingsverschil) per 1 januari 1997 dat volgens hem ten onrechte niet in aanmerking is genomen. X bv stelt onder andere dat dit in strijd is met de wet uit 1999 waarbij de RAER is afgeschaft. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur terecht rekening heeft gehouden met het aansluitingsverschil. Op grond van het overgangsrecht in verband met de afschaffing van de RAER, had volgens de rechtbank in de boekjaren 2000 t/m 2009 jaarlijks 1/10e deel van de RAER moeten vrijvallen. De rechtbank stelt vervolgens vast dat 2004 het eerste jaar is waarin de inspecteur de vrijvallen in aanmerking had kunnen nemen. In hoger beroep stelt X bv dat de inspecteur de jaarlijkse vrijvalwinst van de jaren 2000-2003 niet in het oudste nog openstaande jaar in aanmerking mag nemen.
Hof Amsterdam oordeelt dat de essentie van de foutenleer nu juist is dat onder omstandigheden het totaalwinstbegrip voorrang heeft op het jaarwinstbeginsel. Het hof verwerpt dan ook de stelling van X bv dat een correctie op grond van de foutenleer uitsluitend kan worden toegepast in het eerste jaar waarin de correctie leidt tot fiscale gevolgen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het jaar 2004. Het hof corrigeert verder nog het voor 2005 door de rechtbank vastgestelde verlies.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8