De Hoge Raad oordeelt dat het aan X als de aansprakelijkgestelde verleende uitstel van betaling geen betrekking heeft op de belastingschuld maar op de aansprakelijkheidsschuld. Het uitstel is daarom niet van invloed op de verjaringstermijn van de belastingschuld.
X was enig bestuurder van twee BV’s die failliet zijn verklaard. In het faillissementsverslag staat dat X € 31.000 aan de boedel heeft betaald tegen finale kwijting, zonder erkenning van aansprakelijkheid. De ontvanger stelt X na het einde van de faillissementen alsnog aansprakelijk voor de onbetaald gebleven LB-naheffingsaanslagen. Volgens Hof Den Haag heeft de ontvanger niet het recht om na de eerdere aansprakelijkstelling door de curator en de ontvanger X alsnog aansprakelijk te stellen wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. De Hoge Raad oordeelt echter dat de Leidraad slechts een ‘streven’ bepleit om één procedure te entameren, maar verbiedt toepassing van beide regelingen niet zonder meer. X beroept zich na verwijzing op verjaring van de belastingschuld. Tussen de stuitingsbrieven zit namelijk meer dan vijf jaar. Hof Amsterdam oordeelt dat uitsluitend uitstel is verleend voor de aansprakelijkstelling en niet tevens voor de belastingschuld. Het recht op dwanginvordering van de belastingschuld is verjaard, zodat de aansprakelijkstelling moet vervallen. De Staatssecretaris van Financiën stelt in cassatie dat de verjaringstermijn op grond van art. 27 lid 2 IW 1990 is verlengd door het aan X als aansprakelijkgestelde verleende uitstel van betaling.
De Hoge Raad oordeelt dat het aan X als de aansprakelijkgestelde verleende uitstel van betaling geen betrekking heeft op de belastingschuld maar op de aansprakelijkheidsschuld. Het uitstel is daarom niet van invloed op de verjaringstermijn van de belastingschuld. Uit de parlementaire toelichting op art. 27 lid 2 IW 1990 blijkt expliciet dat de aansprakelijkgestelde op grond van die bepaling slechts voor de belastingschuldige in de plaats treedt voor zover het gaat om de stuiting van de verjaring of de verlenging van de verjaringstermijn “van de belastingschuld”. Het beroep van de Staatssecretaris is ongegrond.
Wetsartikelen:
Leidraad Invordering 2008 36.1