De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt dat een verbintenis door middel van partijafspraken niet ondeelbaar kan worden gemaakt voor de toepassing van art. 2:334t BW. Aangezien de regeling van art. 2:334t BW van dwingend recht is, is contractuele uitbreiding van het begrip ‘ondeelbare verbintenissen’ in de zin van art. 2:334t BW niet mogelijk.

Vesteda Investment Management BV verstrekt in 2001 een financiering aan Mega Projecten BV voor woningbouw in Emmen. In 2007 wordt de tussen verschillende Megahome-vennootschappen en Rabobank bestaande financieringsrelatie uitgebreid. Na een herstructurering bij Megahome in 2009, met diverse afsplitsingen, sluiten de Rabobank en Megahome in 2010 een nieuwe financieringsovereenkomst. De betrokken Megahome-vennootschappen worden daarbij hoofdelijk verbonden, ook voor de bestaande schuld van de oudere Megahome-vennootschappen. In 2015 worden enkele percelen van Megahome-vennootschappen executoriaal geveild. Volgens Vesteda is zij daarbij benadeeld in haar verhaalsmogelijkheden door de rechtshandelingen tussen de Megahome-vennootschappen en de Rabobank. Hof Arnhem-Leeuwarden wijst de vorderingen van Vesteda af. Volgens het hof zijn de Megahome-vennootschappen door de herstructurering onder de financieringsovereenkomst van 2007 voor het geheel aansprakelijk geworden. De Rabobank heeft volgens het hof de betalingsverbintenissen van de Megahome-vennootschappen namelijk ondeelbaar gemaakt. Het hof baseert zich daarbij op art. 2:334t lid 2 BW en art. 6:6 lid 2 BW. Vesteda gaat in cassatie.

De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt dat een verbintenis door middel van partijafspraken niet ondeelbaar kan worden gemaakt voor de toepassing van art. 2:334t BW. Aangezien de regeling van art. 2:334t BW van dwingend recht is, is contractuele uitbreiding van het begrip ‘ondeelbare verbintenissen’ in de zin van art. 2:334t BW niet mogelijk. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch. Dit hof moet ook nog een onderzoek doen naar de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid met betrekking tot een rentebeding uit de geldleningovereenkomst uit 2010.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 6 6:6

Burgerlijk Wetboek Boek 2 334t

Instantie: Hoge Raad

Editie: 12 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Verbintenissenrecht

164

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen