De Hoge Raad handhaaft de beschikking aansprakelijkstelling. De juistheid daarvan wordt niet geraakt door latere betalingen door andere aansprakelijk gestelden. Verwijzing in kader verzoek om immateriële schadevergoeding vanwege overschrijding redelijke termijn.

D bv heeft automatiseringspersoneel in dienst dat zij uitleende aan diverse opdrachtgevers. Het personeel is door D bv betaald. Aangezien D bv geen verhaal heeft geboden betreffende een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen is de ontvanger een onderzoek gestart naar de verhaalsmogelijkheden bij de inleners en doorleners van het uitzendpersoneel. Naar aanleiding van dit onderzoek wordt belanghebbende, X bv, aansprakelijk gesteld voor een gedeelte van de naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001 ten name van D bv. X bv komt in beroep tegen de aansprakelijkstelling. Rechtbank Zeeland-West-Brabant en Hof 's-Hertogenbosch verklaren het (hoger) beroep van X bv ongegrond. X bv komt in cassatie.

Volgens de Hoge Raad moet de juistheid van een beschikking tot aansprakelijkstelling worden beoordeeld naar de ten tijde van het nemen van die beschikking openstaande naheffingsaanslag(en). Uit de uitspraak van het hof blijkt niet dat X bv voor het hof heeft aangevoerd dat ten tijde van haar aansprakelijkstelling de naheffingsaanslag waarvoor zij aansprakelijk is gesteld, geheel of gedeeltelijk was voldaan. Nadien op die naheffingsaanslag verrichte betalingen, door andere inleners, zijn op de juistheid van de aansprakelijkstelling niet van invloed. Het middel dat erover klaagt dat het hof X bv niet de door haar verzochte vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft toegekend treft wel doel. Het hof is op dit punt of van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan of als is uitgegaan van een juiste opvatting, ontbreekt een beslissing op het verzoek en kleeft aan de uitspraak van het hof in zoverre een gebrek. Op dit punt verwijst de Hoge Raad het geding voor de behandeling van dat verzoek naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie is in die zin gegrond.

 

Lees ook het thema Ketenaansprakelijkheid.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 34

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen