De Hoge Raad oordeelt dat de voorwaarde dat A bv pas in gebreke kan zijn met de betaling als zij in de gelegenheid is geweest om van de VPB-navorderingsaanslag kennis te nemen in het onderhavige geval geen zin heeft.

X bv is 100% aandeelhouder van A bv. In 2008 verkoopt A bv onroerende zaken met een winst van € 7,5 mln. Eind 2008 verkoopt X bv de aandelen in A bv aan een derde. A bv is op 23 juni 2011 door de Kamer van Koophandel ontbonden. Op de dag van haar ontbinding had A bv geen baten meer en is zij opgehouden te bestaan. Met dagtekening 18 mei 2013 is aan A bv over het jaar 2008 een vpb-navorderingsaanslag opgelegd. De Ontvanger stelt X bv op 6 juni 2013 aansprakelijk. In geschil is of X bv terecht aansprakelijk is gesteld voor de VPB-navorderingsaanslag van A bv. X bv stelt in cassatie dat A bv ten tijde van de aansprakelijkstelling nog niet in gebreke was.

De Hoge Raad oordeelt dat de voorwaarde dat A bv pas in gebreke kan zijn met de betaling als zij in de gelegenheid is geweest om van die aanslag kennis te nemen in het onderhavige geval geen zin heeft. De aanslag is namelijk pas opgelegd nadat A bv door de KvK was ontbonden en het was niet aannemelijk dat er toen nog aan haar toekomende baten waren. De ontvanger hoefde er dus niet op te rekenen dat A bv de aanslag zou betwisten of betalen. De ontvanger kan evenmin worden tegengeworpen dat de aanslag pas na vier weken invorderbaar is (art. 9 lid 2 Inv. 1990). Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 9

Invorderingswet 1990 40

Invorderingswet 1990 49

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 september

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen