Belanghebbende, mevrouw X, is directeur-grootaandeelhouder van A Beheer bv. Deze bv exploiteert aanvankelijk zelf een uitzendbureau. In 2006 wordt een boekenonderzoek ingesteld bij de bv. Hieruit blijkt dat op grote schaal is gesjoemeld met (reis)kostenvergoedingen van Poolse bouwvakkers en slagers. Tegen de naheffing in de loonsfeer stelt de bv vergeefs beroep in (zie Rechtbank Breda 6 april 2011, nrs. 10/2332 t/m 10/2335, V-N 2011/32.21.17). In geschil is of X in 2012 terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschuld. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant kon de bv geen rechtsgeldige melding van betalingsonmacht doen, aangezien de naheffing aan haar grove schuld was te wijten. X maakt niet aannemelijk dat het niet aan haar is te wijten dat de bv geen geldige melding van betalingsonmacht heeft gedaan. X schuift de schuld vergeefs af op een werknemer. Na diens overlijden is het gesjoemel namelijk gewoon doorgegaan. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X als bestuurder verantwoordelijk is voor de situatie dat één werknemer zonder tegenwicht van X zijn gang kon gaan. X stelt ook vergeefs dat de naheffing te hoog is. Deze staat namelijk reeds onherroepelijk vast door de uitspraak van de rechtbank van 6 april 2011. X klaagt er wel terecht over dat de ontvanger niet de strafrechtelijke stukken van het OM heeft overgelegd. Daar wordt echter – gelet op de reeds onherroepelijke naheffing – geen gevolg aan verbonden. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat aan de wettelijke mogelijkheid tot betwisting van de aansprakelijkstelling geen afbreuk wordt gedaan als een vooraankondiging van de beschikking ontbreekt. Uit art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM vloeit namelijk voort dat een effectieve betwisting van de rechtmatigheid van de beschikking mogelijk moet zijn (vgl. HR 22 oktober 2010, nr. 08/02324, V-N 2010/54.4). Ons wettelijk stelsel van rechtsbescherming voorziet erin dat een beschikking als de onderhavige door de rechter kan worden vernietigd of verminderd indien deze ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Het hof heeft wel miskend dat X in de onderhavige procedure feiten en omstandigheden over de aanslag mag aanvoeren die niet eerder aan de belastingrechter zijn voorgelegd of waarover die rechter geen onherroepelijke uitspraak heeft gedaan (zie art. 49 lid 7 Inv. 1990). Voorts wordt in het oordeel van hof over de gevolgen van het niet overleggen van alle stukken ten onrechte niet ingegaan op het standpunt van X dat de niet-overgelegde stukken mede van belang zijn voor de beantwoording van de vraag of X een verwijt kan worden gemaakt, alsmede of de bv opzet of grove schuld kan worden verweten. Het beroep van X is deels gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Wetsartikelen: