De Staatssecretaris van Financiën heeft bezwaren tegen het percentage van de belastingrente naar aanleiding van de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland van 7 november 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:4361, als massaal bezwaar aangewezen.

De rechtbank oordeelde dat art. 1 onderdeel b Besluit belasting- en invorderingsrente (BIR) zoals dat luidde van 1 januari 2022 tot 1 januari 2024 onverbindend moet worden verklaard. De onverbindend-verklaring betrof het hogere belastingrentepercentage (van 8 procent) voor de vennootschapsbelasting en enige overige middelen. Tegen de rechtbankuitspraak is sprongcassatie ingesteld (V-N 2025/5.1.4). Inmiddels is een groot aantal bezwaarschriften met eenzelfde rechtsvraag ingediend.

Het gaat om de met ingang van 1 oktober 2020 in rekening gebrachte belastingrente voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting, de met ingang van 1 januari 2022 in rekening gebrachte belastingrente voor de solidariteitsbijdrage, de met ingang van 1 januari 2024 in rekening gebrachte belastingrente voor de minimumbelasting, en de met ingang van 1 januari 2025 in rekening gebrachte belastingrente over het winstaandeel.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 februari 2025.

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 25c

[Nieuwsbron]

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 17 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

165

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen